Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor koken (Nederlands) in het Duits
koken:
-
koken (de maaltijd bereiden)
-
koken (boven 100 graden zijn)
-
koken (kokerij)
-
koken (eten bereiden; kokkerellen)
Conjugations for koken:
o.t.t.
- kook
- kookt
- kookt
- koken
- koken
- koken
o.v.t.
- kookte
- kookte
- kookte
- kookten
- kookten
- kookten
v.t.t.
- heb gekookt
- hebt gekookt
- heeft gekookt
- hebben gekookt
- hebben gekookt
- hebben gekookt
v.v.t.
- had gekookt
- had gekookt
- had gekookt
- hadden gekookt
- hadden gekookt
- hadden gekookt
o.t.t.t.
- zal koken
- zult koken
- zal koken
- zullen koken
- zullen koken
- zullen koken
o.v.t.t.
- zou koken
- zou koken
- zou koken
- zouden koken
- zouden koken
- zouden koken
en verder
- is gekookt
diversen
- kook!
- kookt!
- gekookt
- kokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor koken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Kochen | boven 100 graden zijn; de maaltijd bereiden; koken; zieden | kokerij |
Kocherei | koken; kokerij | kokerij |
Sieden | boven 100 graden zijn; koken; zieden | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Essen zubereiten | eten bereiden; koken; kokkerellen | |
kochen | eten bereiden; koken; kokkerellen | aan de kook raken; bereiden; brouwen; gaar koken; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; koken van woede; kookpunt bereiken; prepareren; toebereiden; zieden |
Verwante woorden van "koken":
Verwante definities voor "koken":
Wiktionary: koken
koken
Cross Translation:
verb
koken
-
Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• koken | → sieden | ↔ boil — heat (a liquid) until it begins to turn into a gas |
• koken | → kochen | ↔ boil — cook in boiling water |
• koken | → kochen | ↔ boil — begin to turn into a gas |
• koken | → kochen; garen | ↔ cook — prepare (food) for eating |
• koken | → garen; kochen | ↔ cook — become ready for eating |
• koken | → kochen | ↔ cook — prepare food |
• koken | → sieden | ↔ seethe — to boil vigorously |
• koken | → brausen; kochen; sieden; wallen | ↔ bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface. |
• koken | → kochen | ↔ cuire — préparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur. |
• koken | → kochen; backen | ↔ cuisiner — Préparer à manger |
kok:
-
de kok (keukenmeester)
Vertaal Matrix voor kok:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Koch | keukenmeester; kok | |
Küchenmeister | keukenmeester; kok |