Nederlands
Uitgebreide vertaling voor koesteren (Nederlands) in het Duits
koesteren:
-
koesteren
Conjugations for koesteren:
o.t.t.
- koester
- koestert
- koestert
- koesteren
- koesteren
- koesteren
o.v.t.
- koesterde
- koesterde
- koesterde
- koesterden
- koesterden
- koesterden
v.t.t.
- heb gekoesterd
- hebt gekoesterd
- heeft gekoesterd
- hebben gekoesterd
- hebben gekoesterd
- hebben gekoesterd
v.v.t.
- had gekoesterd
- had gekoesterd
- had gekoesterd
- hadden gekoesterd
- hadden gekoesterd
- hadden gekoesterd
o.t.t.t.
- zal koesteren
- zult koesteren
- zal koesteren
- zullen koesteren
- zullen koesteren
- zullen koesteren
o.v.t.t.
- zou koesteren
- zou koesteren
- zou koesteren
- zouden koesteren
- zouden koesteren
- zouden koesteren
en verder
- ben gekoesterd
- bent gekoesterd
- is gekoesterd
- zijn gekoesterd
- zijn gekoesterd
- zijn gekoesterd
diversen
- koester!
- koestert!
- gekoesterd
- koesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
koesteren (koestering)
Vertaal Matrix voor koesteren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Hegen und pflegen | koesteren; koestering | |
Verhätscheln | koesteren; koestering | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knuddeln | koesteren | knuffelen; knuffen; liefkozen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren |
kuscheln | koesteren | knuffelen; liefkozen |
schmusen | koesteren | knuffelen; liefkozen |
streicheln | koesteren | aaien; knuffelen; lief doen; liefkozen; strelen |
Wiktionary: koesteren
koesteren
Cross Translation:
verb
-
iets geliefds nauw aan het hart houden
- koesteren → pflegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• koesteren | → hegen | ↔ cherish — to nurture with care |
• koesteren | → frönen; verwöhnen; hätscheln | ↔ indulge — to satisfy the wishes or whims of |
• koesteren | → bemuttern | ↔ mother — to treat as a mother would be expected to |
• koesteren | → hätscheln; verhätscheln; verzärteln; verziehen; verwöhnen | ↔ choyer — soigner quelqu’un avec tendresse, avec affection. |
• koesteren | → empfinden | ↔ concevoir — En parlant des passions, des sentiments, des mouvements de l’âme. |
• koesteren | → brüten | ↔ couver — Traductions à trier suivant le sens |
• koesteren | → hätscheln; verhätscheln; verzärteln; verziehen; verwöhnen | ↔ dorloter — soigner délicatement |