Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abnehmen
|
inkrimpen; kleiner worden; slinken
|
achteruitgaan; afdekken; afhalen; afnemen; afruimen; afslanken; aftappen; bederven; beroven; beroven van; bestelen; biertappen; degenereren; depriveren; in de war sturen; inzakken; lijnen; meenemen; nekken; ontnemen; ophalen; opruimen; ruïneren; sterk afnemen; tappen; te kort doen; teruglopen; vallen; verderven; verworden; verzieken; weghalen; wegnemen
|
mindern
|
inkrimpen; kleiner worden; slinken
|
achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; declineren; inkrimpen; kleiner maken; korten; krimpen; matigen; minder worden; minimaliseren; slinken; verkleinen
|
reduzieren
|
inkrimpen; kleiner worden; slinken
|
achteruitgaan; afnemen; afprijzen; beperken; besparen; bezuinigen; declineren; inkrimpen; inperken; kleiner maken; korten; krimpen; lager maken; matigen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; samenvouwen; slinken; terugdraaien; terugschroeven; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen
|
schrumpfen
|
inkrimpen; kleiner worden; slinken
|
achteruitgaan; afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; beperken; declineren; indrogen; inkrimpen; inperken; inzinken; kleiner maken; krimpen; minder worden; minderen; minimaliseren; opdrogen; reduceren; samentrekken; schrompelen; slinken; uitdrogen; verdorren; verdrogen; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; verschrompelen; vervallen; wegglijden; wegzinken
|
zurückgehen
|
inkrimpen; kleiner worden; slinken
|
achteruitgaan; afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; bederven; bezwijken; dateren; declineren; degenereren; in de war sturen; instorten; inzinken; minder worden; nekken; ontaarden; ruïneren; tenondergaan; teruggaan; teruggrijpen; verderven; vergaan; verrotten; verteren; vervallen; verworden; verzieken; wederkeren; weerkeren; wegglijden; wegrotten; wegzinken; zinken
|