Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kleinburgerlijk (Nederlands) in het Duits

kleinburgerlijk:

kleinburgerlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. kleinburgerlijk (bekrompen)
    beschränkt; spießig; engstirnig; kleinbürgerlich; bürgerlich; kleinlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich
  2. kleinburgerlijk (kleinhartig; kneuterig)
    kleinkariert; kleinbürgerlich; spießbürgerlich

Vertaal Matrix voor kleinburgerlijk:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschränkt bekrompen; kleinburgerlijk aan een kant beschrijfbaar; begrensd; bekrompen; benepen; beperkt; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; verminderd
bürgerlich bekrompen; kleinburgerlijk bekrompen; benepen; civiel; kleingeestig; kleinzielig
engstirnig bekrompen; kleinburgerlijk bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
kleinbürgerlich bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kleingeestig; kleinsteeds; kleinzielig; kneuterig
kleinkariert bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig; knijperig
kleinlich bekrompen; kleinburgerlijk bekrompen; benepen; gemeen; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; keutelachtig; kleingeestig; kleinzielig; knijperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; verminderd
kleinmütig bekrompen; kleinburgerlijk bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
spießbürgerlich bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig
spießig bekrompen; kleinburgerlijk knijperig

Verwante woorden van "kleinburgerlijk":

  • kleinburgerlijkheid, kleinburgerlijke