Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kleinburgerlijk (Nederlands) in het Duits
kleinburgerlijk:
-
kleinburgerlijk (bekrompen)
beschränkt; spießig; engstirnig; kleinbürgerlich; bürgerlich; kleinlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich-
beschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
spießig bijvoeglijk naamwoord
-
engstirnig bijvoeglijk naamwoord
-
kleinbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
bürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
kleinlich bijvoeglijk naamwoord
-
kleinkariert bijvoeglijk naamwoord
-
kleinmütig bijvoeglijk naamwoord
-
spießbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
kleinburgerlijk (kleinhartig; kneuterig)
kleinkariert; kleinbürgerlich; spießbürgerlich-
kleinkariert bijvoeglijk naamwoord
-
kleinbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
spießbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-