Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- kies:
- kiezen:
-
Wiktionary:
- kies → Backenzahn, delikat, fein, gelinde, zart, köstlich, lecker, wohlschmeckend, zartfühlend, feinfühlend, feinfühlig, empfindlich, taktvoll, behutsam, heikel, kitzlig, wählerisch, subtil
- kiezen → wählen, entscheiden
- kiezen → erkiesen, wählen, auswählen, entscheiden, nennen, annehmen, akzeptieren, entgegennehmen, im Empfang nehmen, aufnehmen, auf sich nehmen, sich gefallen lassen, hinnehmen, eingehen auf, einwilligen in, auslesen, erwählen, aussuchen, eine Auswahl treffen, adoptieren, an Kindes statt annehemen, zu sich nehmen, übernehmen, sich zu eigen machen, auserwählen, bestimmen, andeuten, markieren, zeichnen, anzeichnen, kennzeichnen, angeben, weisen, anweisen, hinweisen, zeigen, optiren, stimmen, abstimmen, Stimme
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kies (Nederlands) in het Duits
kies:
-
kies (tactvol; met veel tact)
empfindlich; zart; zartfühlend; diplomatisch; feinfühlig; taktvoll; feinsinnig; feinfühlend-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
zartfühlend bijvoeglijk naamwoord
-
diplomatisch bijvoeglijk naamwoord
-
feinfühlig bijvoeglijk naamwoord
-
taktvoll bijvoeglijk naamwoord
-
feinsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
feinfühlend bijvoeglijk naamwoord
-
-
kies (discreet; discrete; bescheiden; ingetogen)
diskret; bescheiden; schlicht; einfach-
diskret bijvoeglijk naamwoord
-
bescheiden bijvoeglijk naamwoord
-
schlicht bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
-
kies (respectabel; eerzaam; keurig; eerbaar)
-
de kies (maaltand)
der Backenzahn
Vertaal Matrix voor kies:
Verwante woorden van "kies":
Verwante definities voor "kies":
Wiktionary: kies
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kies | → Backenzahn | ↔ molar — back tooth |
• kies | → delikat; fein; gelinde; zart; köstlich; lecker; wohlschmeckend; zartfühlend; feinfühlend; feinfühlig; empfindlich; taktvoll; behutsam; heikel; kitzlig; wählerisch; subtil | ↔ délicat — Qui est d’une très grande finesse, très délié. |
kiezen:
-
kiezen (selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften)
auswählen; selektieren; heraussuchen; sieben; herauspicken; sichten; auslesen; sortieren-
heraussuchen werkwoord (suche heraus, suchst heraus, sucht heraus, suchte heraus, suchtet heraus, herausgesucht)
-
herauspicken werkwoord (picke heraus, pickst heraus, pickt heraus, pickte heraus, picktet heraus, herausgepickt)
-
kiezen (zijn stem uitbrengen; stemmen)
-
kiezen
-
kiezen
Conjugations for kiezen:
o.t.t.
- kies
- kiest
- kiest
- kiezen
- kiezen
- kiezen
o.v.t.
- koos
- koos
- koos
- kozen
- kozen
- kozen
v.t.t.
- heb gekozen
- hebt gekozen
- heeft gekozen
- hebben gekozen
- hebben gekozen
- hebben gekozen
v.v.t.
- had gekozen
- had gekozen
- had gekozen
- hadden gekozen
- hadden gekozen
- hadden gekozen
o.t.t.t.
- zal kiezen
- zult kiezen
- zal kiezen
- zullen kiezen
- zullen kiezen
- zullen kiezen
o.v.t.t.
- zou kiezen
- zou kiezen
- zou kiezen
- zouden kiezen
- zouden kiezen
- zouden kiezen
en verder
- ben gekozen
- bent gekozen
- is gekozen
- zijn gekozen
- zijn gekozen
- zijn gekozen
diversen
- kies!
- kiest!
- gekozen
- kiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het kiezen (een stem uitbrengen; stemmen)
Vertaal Matrix voor kiezen:
Verwante woorden van "kiezen":
Verwante definities voor "kiezen":
Wiktionary: kiezen
kiezen
Cross Translation:
verb
kiezen
-
uit meerdere mogelijkheden één nemen
- kiezen → wählen
-
kiezen voor iets
- kiezen → entscheiden
verb
-
eine Auswahl treffen, sich bestimmen
Cross Translation: