Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kalibreren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kalibreren (Nederlands) in het Duits

kalibreren:

kalibreren werkwoord (kalibreer, kalibreert, kalibreerde, kalibreerden, gekalibreerd)

  1. kalibreren
    kalibrieren; gleichrichten
    • kalibrieren werkwoord (kalibriere, kalibrierst, kalibriert, kalibrierte, kalibriertet, kalibriert)
    • gleichrichten werkwoord (gleichrichte, gleichrichtest, gleichrichtet, gleichrichtete, gleichrichtetet, gegleichrichtet)
  2. kalibreren
    kalibrieren
    • kalibrieren werkwoord (kalibriere, kalibrierst, kalibriert, kalibrierte, kalibriertet, kalibriert)

Conjugations for kalibreren:

o.t.t.
  1. kalibreer
  2. kalibreert
  3. kalibreert
  4. kalibreren
  5. kalibreren
  6. kalibreren
o.v.t.
  1. kalibreerde
  2. kalibreerde
  3. kalibreerde
  4. kalibreerden
  5. kalibreerden
  6. kalibreerden
v.t.t.
  1. heb gekalibreerd
  2. hebt gekalibreerd
  3. heeft gekalibreerd
  4. hebben gekalibreerd
  5. hebben gekalibreerd
  6. hebben gekalibreerd
v.v.t.
  1. had gekalibreerd
  2. had gekalibreerd
  3. had gekalibreerd
  4. hadden gekalibreerd
  5. hadden gekalibreerd
  6. hadden gekalibreerd
o.t.t.t.
  1. zal kalibreren
  2. zult kalibreren
  3. zal kalibreren
  4. zullen kalibreren
  5. zullen kalibreren
  6. zullen kalibreren
o.v.t.t.
  1. zou kalibreren
  2. zou kalibreren
  3. zou kalibreren
  4. zouden kalibreren
  5. zouden kalibreren
  6. zouden kalibreren
en verder
  1. is gekalibreerd
diversen
  1. kalibreer!
  2. kalibreert!
  3. gekalibreerd
  4. kalibrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kalibreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gleichrichten kalibreren afstellen; afstemmen; gelijkrichten; gelijkschakelen; richten; uitbalanceren; uitlijnen
kalibrieren kalibreren als gangbaar erkennen; waarmerken