Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor junk (Nederlands) in het Duits

junk:

junk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de junk (prullaria; rommel)
    der Kram; der Krimskrams; der Krempel; der Schund; Zeug; wertloses Zeug
    • Kram [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krimskrams [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krempel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schund [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • wertloses Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de junk (drugsverslaafde; gebruiker)
    der Drogensüchtige

Vertaal Matrix voor junk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Drogensüchtige drugsverslaafde; gebruiker; junk drugsverslaafden; junks; verslaafde
Kram junk; prullaria; rommel allegaartje; bocht; clichékunst; kitsch; mengelmoes; mikmak; prullaria; rompslomp; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; soepzootje; tierelantijntjes; troep; veel gedoe
Krempel junk; prullaria; rommel soepzootje
Krimskrams junk; prullaria; rommel
Schund junk; prullaria; rommel allegaartje; bocht; clichékunst; geboefte; gebroed; gespuis; kitsch; mengelmoes; pornografische lectuur; prullaria; samenraapsel; schorriemorrie; slechte drank; tierelantijntjes; tuig; uitschot; uitvaagsel
Zeug junk; prullaria; rommel artikel; bocht; broeden; ding; dingen; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; item; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; object; spul; spullen; tenue; voorwerp; waar; zaak; zaakjes; zaken
wertloses Zeug junk; prullaria; rommel flut

Verwante woorden van "junk":