Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invullen (Nederlands) in het Duits

invullen:

invullen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. invullen (invulling)
    die Ausfüllung; Eintragen; die Erfüllung; die Einlösung; die Ergänzung; die Gestaltung; die Bekleidung

invullen werkwoord (vul in, vult in, vulde in, vulden in, ingevuld)

  1. invullen
  2. invullen
    ausfüllen
    • ausfüllen werkwoord (fülle aus, füllst aus, füllt aus, füllte aus, fülltet aus, ausgefüllt)

Conjugations for invullen:

o.t.t.
  1. vul in
  2. vult in
  3. vult in
  4. vullen in
  5. vullen in
  6. vullen in
o.v.t.
  1. vulde in
  2. vulde in
  3. vulde in
  4. vulden in
  5. vulden in
  6. vulden in
v.t.t.
  1. heb ingevuld
  2. hebt ingevuld
  3. heeft ingevuld
  4. hebben ingevuld
  5. hebben ingevuld
  6. hebben ingevuld
v.v.t.
  1. had ingevuld
  2. had ingevuld
  3. had ingevuld
  4. hadden ingevuld
  5. hadden ingevuld
  6. hadden ingevuld
o.t.t.t.
  1. zal invullen
  2. zult invullen
  3. zal invullen
  4. zullen invullen
  5. zullen invullen
  6. zullen invullen
o.v.t.t.
  1. zou invullen
  2. zou invullen
  3. zou invullen
  4. zouden invullen
  5. zouden invullen
  6. zouden invullen
en verder
  1. ben ingevuld
  2. bent ingevuld
  3. is ingevuld
  4. zijn ingevuld
  5. zijn ingevuld
  6. zijn ingevuld
diversen
  1. vul in!
  2. vult in!
  3. ingevuld
  4. invullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor invullen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausfüllung invullen; invulling vervulling
Bekleidung invullen; invulling confectie; confectie-industrie; gewaad; kleding; kleren; plunje; tenue; vervulling
Einlösung invullen; invulling inlossing; vervulling
Eintragen invullen; invulling invoer
Erfüllung invullen; invulling bevrediging; satisfactie; totstandkoming; vervulling; verwerkelijking; verwezenlijking; voldaanheid; voldoening
Ergänzung invullen; invulling aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; completering; supplement; suppletie; toevoeging; toevoegsel; vervulling; voltooiing
Gestaltung invullen; invulling conditie; design; formatie; kenteken; merkteken; onderscheidingsteken; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; samenstelling taalkunde; structuur; systeem; vervulling; vorm; vormgeving
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auffüllen invullen eten opscheppen; opscheppen; opvullen; vullen
ausfüllen invullen volmaken; volplempen; volstorten; vullen

Wiktionary: invullen

invullen
verb
  1. etwas hinzufügen
  1. ein Formular ergänzen

Cross Translation:
FromToVia
invullen eintragen; ausfüllen fill out — to complete a form
invullen Platzhalter placeholder — that which holds, denotes or reserves a place for something to come later
invullen ausfüllen; erfüllen; vervollständigen compléterrendre complet.