Nederlands
Uitgebreide vertaling voor in de war maken (Nederlands) in het Duits
in de war maken:
in de war maken werkwoord (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)
-
in de war maken (duizelen)
-
in de war maken (door elkaar halen)
Conjugations for in de war maken:
o.t.t.
- maak in de war
- maakt in de war
- maakt in de war
- maken in de war
- maken in de war
- maken in de war
o.v.t.
- maakte in de war
- maakte in de war
- maakte in de war
- maakten in de war
- maakten in de war
- maakten in de war
v.t.t.
- heb in de war gemaakt
- hebt in de war gemaakt
- heeft in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
v.v.t.
- had in de war gemaakt
- had in de war gemaakt
- had in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
o.t.t.t.
- zal in de war maken
- zult in de war maken
- zal in de war maken
- zullen in de war maken
- zullen in de war maken
- zullen in de war maken
o.v.t.t.
- zou in de war maken
- zou in de war maken
- zou in de war maken
- zouden in de war maken
- zouden in de war maken
- zouden in de war maken
en verder
- ben in de war gemaakt
- bent in de war gemaakt
- is in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
diversen
- maak in de war!
- maakt in de war!
- in de war gemaakt
- in de war makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze