Nederlands
Uitgebreide vertaling voor in de rede vallen (Nederlands) in het Duits
in de rede vallen:
in de rede vallen werkwoord (val in de rede, valt in de rede, viel in de rede, vielen in de rede, in de rede gevallen)
-
in de rede vallen (onderbreken; interrumperen)
unterbrechen; ins Wort fallen-
unterbrechen werkwoord (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
-
ins Wort fallen werkwoord
-
Conjugations for in de rede vallen:
o.t.t.
- val in de rede
- valt in de rede
- valt in de rede
- vallen in de rede
- vallen in de rede
- vallen in de rede
o.v.t.
- viel in de rede
- viel in de rede
- viel in de rede
- vielen in de rede
- vielen in de rede
- vielen in de rede
v.t.t.
- heb in de rede gevallen
- hebt in de rede gevallen
- heeft in de rede gevallen
- hebben in de rede gevallen
- hebben in de rede gevallen
- hebben in de rede gevallen
v.v.t.
- had in de rede gevallen
- had in de rede gevallen
- had in de rede gevallen
- hadden in de rede gevallen
- hadden in de rede gevallen
- hadden in de rede gevallen
o.t.t.t.
- zal in de rede vallen
- zult in de rede vallen
- zal in de rede vallen
- zullen in de rede vallen
- zullen in de rede vallen
- zullen in de rede vallen
o.v.t.t.
- zou in de rede vallen
- zou in de rede vallen
- zou in de rede vallen
- zouden in de rede vallen
- zouden in de rede vallen
- zouden in de rede vallen
en verder
- ben in de rede gevallen
- bent in de rede gevallen
- is in de rede gevallen
- zijn in de rede gevallen
- zijn in de rede gevallen
- zijn in de rede gevallen
diversen
- val in de rede!
- valt in de rede!
- in de rede gevallen
- in de rede vallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor in de rede vallen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ins Wort fallen | in de rede vallen; interrumperen; onderbreken | |
unterbrechen | in de rede vallen; interrumperen; onderbreken | afbreken; belemmeren; beletten; bemiddelen; beëindigen; detacheren; doen ophouden; forceren; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; loskrijgen; losmaken; loswerken; onderbreken; ontbinden; opheffen; scheiden; staken; stukmaken; tussenbeide komen; tussenkomen; verbreken; verbrijzelen; verhinderen; werkonderbreken |