Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. impotentie:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor impotentie (Nederlands) in het Duits

impotentie:

impotentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de impotentie (krachteloosheid; onmacht)
    die Hilflosigkeit; die Schlaffheit; die Schwäche; die Ohnmacht; die Kraftlosigkeit

Vertaal Matrix voor impotentie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hilflosigkeit impotentie; krachteloosheid; onmacht hulpeloosheid; machteloosheid; onvermogen
Kraftlosigkeit impotentie; krachteloosheid; onmacht futloosheid; krachteloosheid; laksheid; loomheid; machteloosheid; matheid; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
Ohnmacht impotentie; krachteloosheid; onmacht bedwelming; bewusteloosheid; flauwte; geen kracht hebben; katzwijm; machteloosheid; onmacht; onvermogen; versuffing; zwijm
Schlaffheit impotentie; krachteloosheid; onmacht dufheid; futloosheid; krachteloosheid; laksheid; loomheid; machteloosheid; malaise; matheid; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; weekte; zachtheid; zwakheid; zwakte
Schwäche impotentie; krachteloosheid; onmacht achteruitgang; blunder; flater; gebrek; gemis; gevoeligheid; inzinking; krachteloosheid; laksheid; machteloosheid; manco; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; tekortkoming; vatbaarheid; weekheid; zachtheid; zwak punt; zwakheid; zwakte

Wiktionary: impotentie

impotentie
noun
  1. onvermogen tot geslachtsgemeenschap

Computer vertaling door derden: