Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. immers:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor immers (Nederlands) in het Duits

immers:

immers bijvoeglijk naamwoord

  1. immers
    ja doch; denn; da
    • ja doch bijvoeglijk naamwoord
    • denn bijvoeglijk naamwoord
    • da bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor immers:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- namelijk
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- want
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
da immers aangezien; aldaar; alsdan; daar; daarginds; destijds; ginder; ginds; indertijd; naar; omdat; toen; toenmaals; toentertijd; tzp; vermits; zoals
denn immers als; daadwerkelijk; dan; desalniettemin; desondanks; evengoed; metterdaad; naar; niettegenstaande; omdat; toch; want; zoals
ja doch immers

Synoniemen voor "immers":


Verwante definities voor "immers":

  1. toch zeker1
    • ik heb het je immers beloofd!1
  2. er wordt een reden of argument genoemd1
    • zout is gezond, alle mensen hebben immers zout nodig1

Wiktionary: immers


Cross Translation:
FromToVia
immers insofern; wofern; ja; allerdings; freilich; immerhin; wohl; zwar si — Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que.