Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abbrechen
|
iets afbreken; slopen
|
abnormaal beëindigen; afbreken; afknappen; afsluiten; annuleren; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; er vanaf breken; forceren; kraken; losbreken; losrukken; losscheuren; lostrekken; ontbinden; openbreken; opheffen; ophouden; ruineren; slopen; stoppen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; vernielen; vernietigen; verwoesten; wegbreken
|
abreißen
|
iets afbreken; slopen
|
afbreken; afrukken; afscheuren; beëindigen; ergens uitscheuren; forceren; losrukken; losscheuren; lostrekken; ontbinden; opheffen; ruineren; scheiden; slopen; splitsen; stukmaken; uit elkaar halen; uiteenhalen; verbreken; verbrijzelen; vernielen; vernietigen; verwoesten
|
abtragen
|
iets afbreken; slopen
|
afbetalen; afbreken; afdragen; aflossen; afrekenen; afvoeren; ergens uitscheuren; meedragen; overdragen aan; remplaceren; ruineren; slijten; slopen; vereffenen; vernielen; vernietigen; vernieuwen; verrekenen; verslijten; verteren; vervangen; verwisselen; verwoesten; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; zich kwijten
|
abwracken
|
iets afbreken; slopen
|
afbreken; ergens uitscheuren; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
|
aushöhlen
|
iets afbreken; slopen
|
uitdiepen; uitgraven; uithollen; verdiepen
|
niederreißen
|
iets afbreken; slopen
|
afbreken; ergens uitscheuren; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
|
verschrotten
|
iets afbreken; slopen
|
afbreken; ruineren; slopen; tot schroot verwerken; vernielen; vernietigen; verwoesten
|
wegreißen
|
iets afbreken; slopen
|
afbreken; ergens uitscheuren; kapot scheuren; losrukken; losscheuren; lostrekken; ruineren; scheiden; slopen; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; vernielen; vernietigen; verscheuren; verwoesten; wegrukken
|
zerlegen
|
iets afbreken; slopen
|
aan stukken snijden; afbreken; analyseren; anatomiseren; beëindigen; desintegreren; ergens uitscheuren; forceren; kapot scheuren; ontbinden; ontleden; opheffen; ruineren; scheiden; slopen; splitsen; stukmaken; stuksnijden; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uit elkaar vallen; uiteenhalen; uiteenvallen; verbreken; verbrijzelen; vernielen; vernietigen; verscheuren; verwoesten
|