Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- huren:
- huur:
-
Wiktionary:
- huren → mieten
- huren → mieten, heuern, anwerben, dingen, in Dienst nehmen, in Lohn nehmen, anstellen, einstellen
- huur → Miete
- huur → Miete
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor huren (Nederlands) in het Duits
huren:
-
huren (charteren)
Conjugations for huren:
o.t.t.
- huur
- huurt
- huurt
- huren
- huren
- huren
o.v.t.
- huurde
- huurde
- huurde
- huurden
- huurden
- huurden
v.t.t.
- heb gehuurd
- hebt gehuurd
- heeft gehuurd
- hebben gehuurd
- hebben gehuurd
- hebben gehuurd
v.v.t.
- had gehuurd
- had gehuurd
- had gehuurd
- hadden gehuurd
- hadden gehuurd
- hadden gehuurd
o.t.t.t.
- zal huren
- zult huren
- zal huren
- zullen huren
- zullen huren
- zullen huren
o.v.t.t.
- zou huren
- zou huren
- zou huren
- zouden huren
- zouden huren
- zouden huren
en verder
- is gehuurd
- zijn gehuurd
diversen
- huur!
- huurt!
- gehuurd
- hurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het huren (in dienst nemen; inhuren)
Vertaal Matrix voor huren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anheuern | huren; in dienst nemen; inhuren | aanmonsteren; aanmonstering |
Anstellen | huren; in dienst nemen; inhuren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einmieten | charteren; huren | betrekken; kuilen |
mieten | charteren; huren | afhuren; verpachten |
pachten | charteren; huren | pachten |
Verwante woorden van "huren":
Verwante definities voor "huren":
Wiktionary: huren
huren
Cross Translation:
verb
huren
-
tegen betaling lenen
- huren → mieten
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• huren | → mieten; heuern | ↔ hire — to obtain the services of in return for fixed payment |
• huren | → mieten | ↔ rent — to occupy premises in exchange for rent |
• huren | → anwerben; dingen; heuern; mieten; in Dienst nehmen; in Lohn nehmen; anstellen; einstellen | ↔ embaucher — engager un salarié, passer avec lui un contrat de travail. |
huren vorm van huur:
Vertaal Matrix voor huur:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Mietbetrag | huishuur; huur; huurprijs; huursom | pacht |
Mietpreis | huishuur; huur; huurprijs; huursom |
Verwante woorden van "huur":
Wiktionary: huur
huur
Cross Translation:
noun
huur
-
een geldbedrag voor het tijdelijk gebruik van een woning of gebruiksartikel.
- huur → Miete
noun
-
das für die (zeitweilige) Nutzung beziehungsweise Überlassung bestimmter Einrichtungen (vor allem Wohnungen oder Ähnlichem), Gegenständen oder Dienstleistungen zu zahlende Entgelt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• huur | → Miete | ↔ rent — payment made by a tenant |