Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hout:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hout (Nederlands) in het Duits

hout:

hout [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hout
    Holz; die Hölzer
    • Holz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Hölzer [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hout:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Holz hout kreupelbos; kreupelhout; woud
Hölzer hout struikgewas

Verwante woorden van "hout":


Verwante definities voor "hout":

  1. stof waaruit bomen bestaan1
    • deze kast is van hout gemaakt1

Wiktionary: hout

hout
noun
  1. het materiaal in het binnenste van houtige planten
hout
  1. aus Zellulose und Lignin bestehende Masse eines Baumes

Cross Translation:
FromToVia
hout Holz timber — trees considered as a source of wood
hout Holz; Bauholz timber — wood that has been cut ready for construction
hout Holz wood — substance
hout Holz bois — Substance dure et fibreuse des arbres

Verwante vertalingen van hout