Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- hoepel:
- hoepelen:
-
Wiktionary:
- hoepel → Reif, Hula-Hoop-Reifen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoepel (Nederlands) in het Duits
hoepel:
-
de hoepel (hoelahoepel; hoelahoep)
Vertaal Matrix voor hoepel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Reif | hoelahoep; hoelahoepel; hoepel | rijp |
Verwante woorden van "hoepel":
hoepel vorm van hoepelen:
-
hoepelen
Reifen spielen-
Reifen spielen werkwoord
-
Conjugations for hoepelen:
o.t.t.
- hoepel
- hoepelt
- hoepelt
- hoepelen
- hoepelen
- hoepelen
o.v.t.
- hoepelde
- hoepelde
- hoepelde
- hoepelden
- hoepelden
- hoepelden
v.t.t.
- heb gehoepeld
- hebt gehoepeld
- heeft gehoepeld
- hebben gehoepeld
- hebben gehoepeld
- hebben gehoepeld
v.v.t.
- had gehoepeld
- had gehoepeld
- had gehoepeld
- hadden gehoepeld
- hadden gehoepeld
- hadden gehoepeld
o.t.t.t.
- zal hoepelen
- zult hoepelen
- zal hoepelen
- zullen hoepelen
- zullen hoepelen
- zullen hoepelen
o.v.t.t.
- zou hoepelen
- zou hoepelen
- zou hoepelen
- zouden hoepelen
- zouden hoepelen
- zouden hoepelen
diversen
- hoepel!
- hoepelt!
- gehoepeld
- hoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hoepelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Reifen spielen | hoepelen |