Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal hardrijden

Vertaal hardrijden van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

hardrijden:
- einRennenfahren; rasen; hasten; hetzen; jagen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hardrijden (Nederlands) in het Duits

hardrijden:

hardrijden werkwoord (rijd hard, rijdt hard, reed hard, reden hard, hardgereden)

hardrijden
einRennenfahren; rasen; hasten; hetzen; jagen
- einRennenfahren werkwoord
- rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
- hasten werkwoord (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
- hetzen werkwoord (hetze, hetzt, hetzte, hetztet, gehetzt)
- jagen werkwoord (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)

Conjugations for hardrijden:

o.t.t.

rijd hard
rijdt hard
rijdt hard
rijden hard
rijden hard
rijden hard

o.v.t.

reed hard
reed hard
reed hard
reden hard
reden hard
reden hard

v.t.t.

heb hardgereden
hebt hardgereden
heeft hardgereden
hebben hardgereden
hebben hardgereden
hebben hardgereden

v.v.t.

had hardgereden
had hardgereden
had hardgereden
hadden hardgereden
hadden hardgereden
hadden hardgereden

o.t.t.t.

zal hardrijden
zult hardrijden
zal hardrijden
zullen hardrijden
zullen hardrijden
zullen hardrijden

o.v.t.t.

zou hardrijden
zou hardrijden
zou hardrijden
zouden hardrijden
zouden hardrijden
zouden hardrijden

diversen

rijd hard!
rijdt hard!
hardgereden
hardrijdend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hardrijden:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
einRennenfahren	hardrijden
hasten	hardrijden	aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
hetzen	hardrijden	aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; iets aanstoken; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; opzwepen; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; spurten; sterk prikkelen; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
jagen	hardrijden	aanpoten; brullen; haast maken; haasten; hardlopen; het uitgillen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; uitroepen; uitschreeuwen; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
rasen	hardrijden	brullen; fulmineren; gang maken; hard draven; hardlopen; het uitgillen; jachten; jakkeren; kwaad zijn; razen; rennen; reppen; schuimbekken; spoeden; spurten; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn