Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- happig:
-
Wiktionary:
- happig → begierig, habgierig, lüstern, gierig, begehrlich
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor happig (Nederlands) in het Duits
happig:
-
happig (gretig)
eifrig; lüstern; erpicht; verlangend; gierig; hungrig; zugespitzt; begierig; begehrlich-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
lüstern bijvoeglijk naamwoord
-
erpicht bijvoeglijk naamwoord
-
verlangend bijvoeglijk naamwoord
-
gierig bijvoeglijk naamwoord
-
hungrig bijvoeglijk naamwoord
-
zugespitzt bijvoeglijk naamwoord
-
begierig bijvoeglijk naamwoord
-
begehrlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
happig (belust)