Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor happig (Nederlands) in het Duits

happig:

happig bijvoeglijk naamwoord

  1. happig (gretig)
    eifrig; lüstern; erpicht; verlangend; gierig; hungrig; zugespitzt; begierig; begehrlich
  2. happig (belust)
    versessen; begierig; erpicht

Vertaal Matrix voor happig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begehrlich gretig; happig begeerlijk
begierig belust; gretig; happig begerend; begerig; gulzig; verlangend; verzot; vraatzuchtig
eifrig gretig; happig actief; ambitieus; bedreven; bedrijvig; bezet; bezeten; bezig; daadkrachtig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; eerzuchtig; energiek; fanatiek; geanimeerd; geil; gepassioneerd; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; hitsig; noest; onvermoeibaar; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; streverig; temperamentvol; vurig; warmbloedig
erpicht belust; gretig; happig
gierig gretig; happig begerig; gierig; gulzig; hebberig; hebzuchtig; inhalig; krenterig; schraperig; vraatzuchtig; vrekkig
hungrig gretig; happig hongerig
lüstern gretig; happig begerend; geil; hanig; heet; hitsig; opgewonden; pikant; seksueel opgewonden; verlangend; verzot; zinnenprikkelend
verlangend gretig; happig begerend; eisend; verlangend
versessen belust; happig gek van; verzot; verzot op
zugespitzt gretig; happig gericht; messcherp; puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst

Verwante woorden van "happig":

  • happigheid, happige

Wiktionary: happig


Cross Translation:
FromToVia
happig begierig; habgierig; lüstern; gierig; begehrlich avide — Qui a de l’avidité