Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hapje:
  2. hap:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hapje (Nederlands) in het Duits

hapje:

hapje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hapje (snack; tussendoortje)
    der Schnack; die Zwischenmahlzeit; der Biß; der Bissen
  2. het hapje (tussendoortje; versnapering)
    der Happen; der Bissen
    • Happen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bissen [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hapje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bissen hapje; snack; tussendoortje; versnapering hap; happen
Biß hapje; snack; tussendoortje knauw
Happen hapje; tussendoortje; versnapering hachee; hap; prak
Schnack hapje; snack; tussendoortje
Zwischenmahlzeit hapje; snack; tussendoortje

Verwante woorden van "hapje":


Wiktionary: hapje


Cross Translation:
FromToVia
hapje Stück; Wenig; Bisschen; Happen; Stückchen bit — small amount of something

hap:

hap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hap
    der Happen; der Bissen
    • Happen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bissen [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bissen hap hapje; happen; snack; tussendoortje; versnapering
Happen hap hachee; hapje; prak; tussendoortje; versnapering

Verwante woorden van "hap":


Wiktionary: hap


Cross Translation:
FromToVia
hap Bissen bite — mouthful
hap Happen morsel — small fragment
hap Bisschen spot — small amount