Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hakkelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hakkelen (Nederlands) in het Duits

hakkelen:

hakkelen werkwoord (hakkel, hakkelt, hakkelde, hakkelden, gehakkeld)

  1. hakkelen (stotteren; haperen; stamelen)
    stammeln; stottern; lallen
    • stammeln werkwoord (stammele, stammelst, stammelt, stammelte, stammeltet, gestammelt)
    • stottern werkwoord (stottere, stotterst, stottert, stotterte, stottertet, gestottert)
    • lallen werkwoord (lalle, lallst, lallt, lallte, lalltet, gelallt)

Conjugations for hakkelen:

o.t.t.
  1. hakkel
  2. hakkelt
  3. hakkelt
  4. hakkelen
  5. hakkelen
  6. hakkelen
o.v.t.
  1. hakkelde
  2. hakkelde
  3. hakkelde
  4. hakkelden
  5. hakkelden
  6. hakkelden
v.t.t.
  1. heb gehakkeld
  2. hebt gehakkeld
  3. heeft gehakkeld
  4. hebben gehakkeld
  5. hebben gehakkeld
  6. hebben gehakkeld
v.v.t.
  1. had gehakkeld
  2. had gehakkeld
  3. had gehakkeld
  4. hadden gehakkeld
  5. hadden gehakkeld
  6. hadden gehakkeld
o.t.t.t.
  1. zal hakkelen
  2. zult hakkelen
  3. zal hakkelen
  4. zullen hakkelen
  5. zullen hakkelen
  6. zullen hakkelen
o.v.t.t.
  1. zou hakkelen
  2. zou hakkelen
  3. zou hakkelen
  4. zouden hakkelen
  5. zouden hakkelen
  6. zouden hakkelen
diversen
  1. hakkel!
  2. hakkelt!
  3. gehakkeld
  4. hakkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hakkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lallen hakkelen; haperen; stamelen; stotteren lallen
stammeln hakkelen; haperen; stamelen; stotteren
stottern hakkelen; haperen; stamelen; stotteren knorren; knorrend geluid maken

Wiktionary: hakkelen

hakkelen
verb
  1. Medizin, Psychiatrie: sprechen mit krankhaftem häufigen Wiederholen von Lauten, Silben, Wörtern
  2. etwas zögerlich, von Pausen unterbrochen stockend sagen

Cross Translation:
FromToVia
hakkelen stammeln; stottern; lallen bafouiller — (familier, fr) S’exprimer d’une façon confuse, incohérente, embarrasser.
hakkelen stammeln; stottern; lallen bégayerarticuler mal les mots, les prononcer en hésiter et en répéter la même syllabe avant de prononcer celle qui suivre.