Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gruwelt (Nederlands) in het Duits
gruwelt vorm van gruwelen:
-
gruwelen (griezelen; gruwen)
grauen; entsetzen; schaudern; verabscheuen-
verabscheuen werkwoord (verabscheue, verabscheust, verabscheut, verabscheute, verabscheutet, verabscheut)
Conjugations for gruwelen:
o.t.t.
- gruwel
- gruwelt
- gruwelt
- gruwelen
- gruwelen
- gruwelen
o.v.t.
- gruwelde
- gruwelde
- gruwelde
- gruwelden
- gruwelden
- gruwelden
v.t.t.
- heb gegruweld
- hebt gegruweld
- heeft gegruweld
- hebben gegruweld
- hebben gegruweld
- hebben gegruweld
v.v.t.
- had gegruweld
- had gegruweld
- had gegruweld
- hadden gegruweld
- hadden gegruweld
- hadden gegruweld
o.t.t.t.
- zal gruwelen
- zult gruwelen
- zal gruwelen
- zullen gruwelen
- zullen gruwelen
- zullen gruwelen
o.v.t.t.
- zou gruwelen
- zou gruwelen
- zou gruwelen
- zouden gruwelen
- zouden gruwelen
- zouden gruwelen
diversen
- gruwel!
- gruwelt!
- gegruweld
- gruwelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de gruwelen (wandaden)
die Freveltaten
Vertaal Matrix voor gruwelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Freveltaten | gruwelen; wandaden | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entsetzen | griezelen; gruwelen; gruwen | bevrijden van belegeraars; ontstellen; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen; verontrusten |
grauen | griezelen; gruwelen; gruwen | |
schaudern | griezelen; gruwelen; gruwen | bibberen; door afgrijzen bevangen worden; ijzen; klappertanden; kleumen; koulijden; verstijven |
verabscheuen | griezelen; gruwelen; gruwen | verafschuwen; verfoeien |