Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. groef:
  2. graven:
  3. groeven:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor groef (Nederlands) in het Duits

groef:

groef [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de groef (langwerpige uitholling; groeve)
    die Rille; die Furche; die Rinne; der Falz; die Kannelüre
    • Rille [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Furche [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Rinne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Falz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kannelüre [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de groef (inkeping; kloof; reet; )
    der Einschnitt; die Spalte; der Riß; die Kerbe
    • Einschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spalte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Riß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerbe [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor groef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einschnitt barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing brandgang; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kras; pennekras; scheiding; segregatie; snede; snee; snijwond; sponning; verbreking; vore
Falz groef; groeve; langwerpige uitholling gleuf; kier; opening; sleuf; sponning
Furche groef; groeve; langwerpige uitholling geul; gleuf; groeve; kier; langwerpige uitholling; mijnschacht; opening; sleuf; sponning; vaargeul; vore
Kannelüre groef; groeve; langwerpige uitholling
Kerbe barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee
Rille groef; groeve; langwerpige uitholling gleuf; langwerpige uitholling; opening; ribbel; sleuf; vore
Rinne groef; groeve; langwerpige uitholling geul; gleuf; kreek; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul; vore
Riß barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing barst; breuk; krak; scheur; torn
Spalte barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing bergkloof; bergspleet; geluidsniveau; holte; kloof; kolom; kolom tekst op een pagina; muurnis; nis; opening; paginagedeelte; rotskloof; scheur; spleet; spouw; torn; tussenruimte; uitholling; uitsparing; volume
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Spalte kolom

Verwante woorden van "groef":


Wiktionary: groef


Cross Translation:
FromToVia
groef Graben fossé — fosse creusée pour enfermer, ou pour faire écouler les eaux
groef Einschnitt rainure — mécanique|fr Petite entaille faite en long sur l’épaisseur d’une pièce mécanique, pour y assembler une autre pièce, ou pour servir à une coulisse.
groef Falte; Furche; Runzel sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.

graven:

graven werkwoord (graaf, graaft, groef, groeven, gegraven)

  1. graven (delven)
    graben; ausheben; schaufeln
    • graben werkwoord (grabe, gräbst, gräbt, grub, grubt, gegraben)
    • ausheben werkwoord (hebe aus, hebst aus, hebt aus, hob aus, hobt aus, ausgehoben)
    • schaufeln werkwoord (schaufele, schaufelst, schaufelt, schaufelte, schaufeltet, geschaufelt)
  2. graven (opgraven; scheppen; opdelven)
    ausgraben; graben; aufgraben
    • ausgraben werkwoord (grabe aus, gräbst aus, gräbt aus, grub aus, grubt aus, ausgegraben)
    • graben werkwoord (grabe, gräbst, gräbt, grub, grubt, gegraben)
    • aufgraben werkwoord

Conjugations for graven:

o.t.t.
  1. graaf
  2. graaft
  3. graaft
  4. graven
  5. graven
  6. graven
o.v.t.
  1. groef
  2. groef
  3. groef
  4. groeven
  5. groeven
  6. groeven
v.t.t.
  1. heb gegraven
  2. hebt gegraven
  3. heeft gegraven
  4. hebben gegraven
  5. hebben gegraven
  6. hebben gegraven
v.v.t.
  1. had gegraven
  2. had gegraven
  3. had gegraven
  4. hadden gegraven
  5. hadden gegraven
  6. hadden gegraven
o.t.t.t.
  1. zal graven
  2. zult graven
  3. zal graven
  4. zullen graven
  5. zullen graven
  6. zullen graven
o.v.t.t.
  1. zou graven
  2. zou graven
  3. zou graven
  4. zouden graven
  5. zouden graven
  6. zouden graven
en verder
  1. is gegraven
  2. zijn gegraven
diversen
  1. graaf!
  2. graaft!
  3. gegraven
  4. gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor graven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgraben graven; opdelven; opgraven; scheppen
ausgraben graven; opdelven; opgraven; scheppen blootleggen; uitgraven
ausheben delven; graven heffen; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; lichten; loshalen; naar buiten halen; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen; uithalen
graben delven; graven; opdelven; opgraven; scheppen uitgraven
schaufeln delven; graven lepelen; scheppen

Wiktionary: graven

graven
verb
  1. een gat in de grond maken met de handen of met een graafwerktuig

Cross Translation:
FromToVia
graven graben dig — to move hard-packed earth out of the way
graven graben; wühlen creuser — Faire un trou, un orifice.

groeven:

groeven werkwoord (groef, groeft, groefde, groefden, gegroefd)

  1. groeven (inkerven; insnijden)
    falzen; einschneiden; einkerben
    • falzen werkwoord (falze, falzt, falzte, falztet, gefalzt)
    • einschneiden werkwoord (schneide ein, schneidest ein, schnitt ein, schnittet ein, eingeschnitten)
    • einkerben werkwoord (kerbe ein, kerbst ein, kerbt ein, kerbte ein, kerbtet ein, eingekerbt)

Conjugations for groeven:

o.t.t.
  1. groef
  2. groeft
  3. groeft
  4. groeven
  5. groeven
  6. groeven
o.v.t.
  1. groefde
  2. groefde
  3. groefde
  4. groefden
  5. groefden
  6. groefden
v.t.t.
  1. heb gegroefd
  2. hebt gegroefd
  3. heeft gegroefd
  4. hebben gegroefd
  5. hebben gegroefd
  6. hebben gegroefd
v.v.t.
  1. had gegroefd
  2. had gegroefd
  3. had gegroefd
  4. hadden gegroefd
  5. hadden gegroefd
  6. hadden gegroefd
o.t.t.t.
  1. zal groeven
  2. zult groeven
  3. zal groeven
  4. zullen groeven
  5. zullen groeven
  6. zullen groeven
o.v.t.t.
  1. zou groeven
  2. zou groeven
  3. zou groeven
  4. zouden groeven
  5. zouden groeven
  6. zouden groeven
en verder
  1. is gegroefd
  2. zijn gegroefd
diversen
  1. groef!
  2. groeft!
  3. gegroefd
  4. groevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

groeven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de groeven (smalle uithollingen; gleuven; sleuven)
    der Schlitze; die Rinnen; die Riefen
    • Schlitze [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rinnen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Riefen [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor groeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Riefen gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen
Rinnen gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen
Schlitze gleuven; groeven; sleuven; smalle uithollingen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einkerben groeven; inkerven; insnijden creneleren; een inkeping maken; in hout schrijven; inkepen; inkerven; insnijden; kepen; kerven
einschneiden groeven; inkerven; insnijden coifferen; creneleren; doordouwen; doordringen; doorzetten; een inkeping maken; in hout schrijven; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; penetreren; snipperen; verknippen; versnipperen
falzen groeven; inkerven; insnijden opvouwen; plooien; vouwen

Verwante woorden van "groeven":