Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Bewilligung
|
akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming
|
akkoord; goedkeuring; instemming; licentie; toelating; vergunning
|
Erlaubnis
|
akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming
|
accoord; goedkeuring; licentie; snipperdag; toestemming; vakantie; vergunning; verlof; verlofjaar; verloftijd
|
Genehmigung
|
akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming
|
accoord; akkoord; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; instemming; licentie; toelating; toestemming; vergunning
|
Permission
|
akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toestemming
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
austeilen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
distribueren; doneren; geven; goed vinden; ronddelen; schenken; toestaan; toestemmen; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen
|
autorisieren
|
autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan
|
goedkeuren
|
bekräftigen
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
|
bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren; sterken; sterker worden; versterken
|
bewilligen
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; gedogen; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen
|
eingestehen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
bekennen; biechten; goed vinden; naar buiten hangen; opbiechten; toestaan; toestemmen; uithangen
|
einräumen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
afdekken; afruimen; bijzetten; deponeren; goed vinden; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opruimen; plaatsen; stationeren; toestaan; toestemmen; zetten
|
einwilligen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
akkoord gaan; dulden; eens worden; gedogen; goed vinden; instemmen; inwilligen; laten; overeenkomen; overeenstemmen; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
entgegenkommen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
concessies doen; goed vinden; naderen; tegemoetkomen; toenaderen; toestaan; toestemmen; welwillendheid tonen
|
erlauben
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; gedogen; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
genehmigen
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
|
autoriseren; billijken; binnen laten; dulden; gedogen; goed vinden; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen
|
gestatten
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; gedogen; goed vinden; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
gestehen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
als waar erkennen; bekennen; erkennen; goed vinden; toegeven; toestaan; toestemmen
|
gewähren
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
binnen laten; distribueren; dulden; gedogen; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; uitreiken; verdelen; vergunnen; verlenen
|
gutheißen
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
|
dulden; gedogen; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren
|
lassen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
laten; permitteren; toelaten
|
nachgeben
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
iets als lof zeggen; nageven; zwichten
|
zulassen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
accepteren; binnen laten; dulden; gedogen; iemand toelaten; inschakelen; laten; permitteren; toegang verschaffen; toelaten; toestaan; tolereren
|
-
|
toestaan
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entgegenkommen
|
|
dienstwillig; gedienstig; ontmoet; tegemoetgekomen; voorkomend
|