Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blendend
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend
|
betoverend; glansrijk; glinsterend; luisterrijk; magnifiek; oogverblindend; prachtig; schitterend; verblindend
|
entzückend
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend
|
aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; beeldschoon; behaaglijk; beheksend; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; elegant; fijn; genegenheid opwekkend; gracieus; innemend; knap; leuk; luisterrijk; magnifiek; minzaam; mooi; oogverblindend; plezant; plezierig; prachtig; prettig; schattig; schitterend; sierlijk; snoeperig; snoezig; verblindend; wonderschoon
|
glorreich
|
glorierijk; heilig; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; verheerlijkt; zalig
|
|
glänzend
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend
|
briljant; fantastisch; fenomenaal; fonkelend; geniaal; geweldig; glansrijk; glanzend; glinsterend; grandioos; groots; lumineus; magnifiek; oogverblindend; schitterend; uitnemend; uitstekend; verblindend; voortreffelijk
|
gottselig
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
devoot; geestelijk; gelovig; gelukzalig; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; godzalig; kerkelijk; religieus; verrukt; vroom; zalig; zielsgelukkig
|
großartig
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend
|
ambitieus; betoverend; eerzuchtig; enorm; fabelachtig; fantastisch; fenomenaal; fier; flink; formidabel; gaaf; geducht; geweldig; gigantisch; glansrijk; glorieus; grandioos; groots; heel groot; heerlijk; immens; in hoge mate; in zeer hoge mate; kolossaal; kostelijk; krankzinnig; luisterrijk; magnifiek; mieters; onmetelijk; oogverblindend; prachtig; prat; prinsheerlijk; puik; reusachtig; reuze; schitterend; streverig; te gek; tof; trots; uitnemend; uitstekend; verblindend; voortreffelijk; waanzinnig; weids; wijs; zeer groot
|
heilig
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
gewijd; heilig
|
herrlich
|
glorierijk; heilig; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; verheerlijkt; zalig
|
aangenaam; aanzienlijk; adelijk; behaaglijk; beroemd; doorluchtig; fijn; gaaf; gedistingeerd; gewichtig; goddelijk; heerlijk; hemels; hooggeplaatst; illuster; kostelijk; lekker; leuk; mieters; oogverblindend; overheerlijk; paradijselijk; plechtig; plechtstatig; plezant; plezierig; prettig; reuzelekker; schitterend; slank en smal; smakelijk; statig; tof; verblindend; verheven; verrukkelijk; voornaam; zalig; zeer plechtig
|
hervorragend
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend
|
beter dan de rest; bovenmatig; briljante; buitengemeen; buitensporig; extreem; fantastisch; fenomenaal; fier; flink; frappant; gaaf; geweldig; glansrijk; glorieus; goddelijk; groots; heerlijk; hemels; hoogwaardig; in het oog lopend; in het oog springend; kiplekker; kostelijk; mateloos; mieters; oogverblindend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; paradijselijk; patent; perfect; prat; prima; puik; saillant; schitterend; superieur; tof; tomeloos; treffend; trots; uitblinkend; uitermate; uitmuntend; uitstek; uitstekend; van goede kwaliteit; verblindend; verrukkelijk; volmaakt; voortreffelijk; zalig
|
himmlisch
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
engelachtig; goddelijk; heerlijk; hemels; lief; mieters; paradijselijk; tot de hemel behorend; verrukkelijk; zalig
|
köstlich
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
goddelijk; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; mieters; onbetaalbaar; onschatbaar; overheerlijk; paradijselijk; reuzelekker; smakelijk; uitstekend; verrukkelijk; voortreffelijk; zalig
|
prachtvoll
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend
|
betoverend; fantastisch; geweldig; grandioos; groots; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|
ruhmreich
|
glorierijk; roemrijk; roemvol
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
selig
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
verherrlicht
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
|
wonnig
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
|