Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gips:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gips (Nederlands) in het Duits

gips:

gips [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gips
    der Gips
    • Gips [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gips:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gips gips afgieting; afgietsel; gietsel; pleister; stuc; vorm

Verwante woorden van "gips":

  • gipsen

Verwante definities voor "gips":

  1. wit poeder dat hard wordt1
    • haar arm zit in het gips1

Wiktionary: gips

gips
noun
  1. (scheikunde) een uit calciumsulfaat en water uithardende witte vaste stof: CaSO4·2H2O

Cross Translation:
FromToVia
gips Gips; Gipsverband cast — medicine: supportive and immobilising device
gips Gips gypsum — mineral
gips Gips gypse — minéral|fr Espèce minérale composée de sulfate hydraté de calcium de formule brute CaSO4, 2(H2O).
gips Gips; Putz plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van gips