Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gezaagd (Nederlands) in het Duits
gezaagd:
-
gezaagd
gerändelt; ausgezackt; zackig-
gerändelt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgezackt bijvoeglijk naamwoord
-
zackig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gezaagd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgezackt | gezaagd | getand; kartelig; tanden hebbend |
gerändelt | gezaagd | gekarteld; getand; kartelig; tanden hebbend; tandvormig |
zackig | gezaagd | getand; kartelig; tanden hebbend |
gezaagd vorm van zagen:
Conjugations for zagen:
o.t.t.
- zaag
- zaagt
- zaagt
- zagen
- zagen
- zagen
o.v.t.
- zaagde
- zaagde
- zaagde
- zaagden
- zaagden
- zaagden
v.t.t.
- heb gezaagd
- hebt gezaagd
- heeft gezaagd
- hebben gezaagd
- hebben gezaagd
- hebben gezaagd
v.v.t.
- had gezaagd
- had gezaagd
- had gezaagd
- hadden gezaagd
- hadden gezaagd
- hadden gezaagd
o.t.t.t.
- zal zagen
- zult zagen
- zal zagen
- zullen zagen
- zullen zagen
- zullen zagen
o.v.t.t.
- zou zagen
- zou zagen
- zou zagen
- zouden zagen
- zouden zagen
- zouden zagen
diversen
- zaag!
- zaagt!
- gezaagd
- zagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zagen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schnarchen | knorren; ronken; snorren; zagen | snurken |