Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gewezen (Nederlands) in het Duits
gewezen:
-
gewezen (voormalig; voormalige; vroeger; vorige; vroegere; ex; voorheen; geweest; toenmalig)
früher; vorig; ehemalig; seinerzeitig-
früher bijvoeglijk naamwoord
-
vorig bijvoeglijk naamwoord
-
ehemalig bijvoeglijk naamwoord
-
seinerzeitig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewezen (met emeritaat; rustend)
emeritiert; in den Ruhestand versetzt-
emeritiert bijvoeglijk naamwoord
-
in den Ruhestand versetzt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gewezen:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ehemalig | ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere | destijds; eermaals; indertijd; toen; toenmaals; toentertijd |
emeritiert | gepensioneerd; gewezen; met emeritaat; rustend | |
früher | ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere | eerder; eertijds; inleidend; toenmalig; van toen; voorafgaand; voordien; voorgaand; voorheen; voormaals; vooropgaand; voortijds; vooruitgaand; vroeger |
in den Ruhestand versetzt | gepensioneerd; gewezen; met emeritaat; rustend | |
seinerzeitig | ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere | toenmalig; van toen |
vorig | ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere | afgelopen; inleidend; jongstleden; verleden; voorafgaand; voorgaand; vooropgaand; vooruitgaand; vorig |
gewezen vorm van wijzen:
-
wijzen (attenderen)
aufmerksam machen; hinweisen; benachrichtigen; aufklären; informieren; signalisieren-
aufmerksam machen werkwoord (mache aufmerksam, machst aufmerksam, macht aufmerksam, machte aufmerksam, machtet aufmerksam, aufmerksam gemacht)
-
benachrichtigen werkwoord (benachrichtige, benachrichtigst, benachrichtigt, benachrichtigte, benachrichtigtet, benachrichtigt)
-
signalisieren werkwoord (signalisiere, signalisierst, signalisiert, signalisierte, signalisiertet, signalisiert)
-
-
wijzen (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; aangeven)
Conjugations for wijzen:
o.t.t.
- wijs
- wijst
- wijst
- wijzen
- wijzen
- wijzen
o.v.t.
- wees
- wees
- wees
- wezen
- wezen
- wezen
v.t.t.
- heb gewezen
- hebt gewezen
- heeft gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
- hebben gewezen
v.v.t.
- had gewezen
- had gewezen
- had gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
- hadden gewezen
o.t.t.t.
- zal wijzen
- zult wijzen
- zal wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
- zullen wijzen
o.v.t.t.
- zou wijzen
- zou wijzen
- zou wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
- zouden wijzen
diversen
- wijs!
- wijst!
- gewezen
- wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wijzen:
Verwante woorden van "wijzen":
Verwante definities voor "wijzen":
Wiktionary: wijzen
wijzen
Cross Translation:
verb
wijzen
-
(inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijzen | → zeigen | ↔ point — to extend finger |
• wijzen | → bestimmen; andeuten; markieren; zeichnen; anzeichnen; kennzeichnen; angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; auslesen; wählen; auswählen; erwählen; aussuchen; auserwählen; eine Auswahl treffen | ↔ désigner — Traduction à trier |
• wijzen | → angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; andeuten | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• wijzen | → angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |