Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gevingerd:
  2. vingeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gevingerd (Nederlands) in het Duits

gevingerd:

gevingerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gevingerd (bevingerd)
    gefingert
  2. gevingerd
    fingiert

Vertaal Matrix voor gevingerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fingiert gevingerd bedacht; bedriegelijk; denkbeeldig; fictief; gefantaseerd; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals; verzonnen
gefingert bevingerd; gevingerd

gevingerd vorm van vingeren:

vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)

  1. vingeren
    befühlen; abtasten; fühlen; tasten
    • befühlen werkwoord (befühle, befühlst, befühlt, befühlte, befühltet, befühlt)
    • abtasten werkwoord (taste ab, tastest ab, tastet ab, tastete ab, tastetet ab, abgetastet)
    • fühlen werkwoord (fühle, fühlst, fühlt, fühlte, fühltet, gefühlt)
    • tasten werkwoord (taste, tastest, tastet, tastete, tastetet, getastet)

Conjugations for vingeren:

o.t.t.
  1. vinger
  2. vingert
  3. vingert
  4. vingeren
  5. vingeren
  6. vingeren
o.v.t.
  1. vingerde
  2. vingerde
  3. vingerde
  4. vingerden
  5. vingerden
  6. vingerden
v.t.t.
  1. heb gevingerd
  2. hebt gevingerd
  3. heeft gevingerd
  4. hebben gevingerd
  5. hebben gevingerd
  6. hebben gevingerd
v.v.t.
  1. had gevingerd
  2. had gevingerd
  3. had gevingerd
  4. hadden gevingerd
  5. hadden gevingerd
  6. hadden gevingerd
o.t.t.t.
  1. zal vingeren
  2. zult vingeren
  3. zal vingeren
  4. zullen vingeren
  5. zullen vingeren
  6. zullen vingeren
o.v.t.t.
  1. zou vingeren
  2. zou vingeren
  3. zou vingeren
  4. zouden vingeren
  5. zouden vingeren
  6. zouden vingeren
diversen
  1. vinger!
  2. vingert!
  3. gevingerd
  4. vingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vingeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abtasten vingeren aftasten; afvoelen; afzoeken; betasten; bevoelen; iets voelen; onderzoeken; verkennen; voelen; zien te vinden; zoeken
befühlen vingeren betasten; bevoelen; iets voelen; voelen
fühlen vingeren aanvoelen; bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; doorleven; doorstaan; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; merken; ontwaren; verdragen; verduren; verteren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
tasten vingeren aanvoelen; betasten; bevoelen; iets voelen; op de tast lopen; voelen; voorvoelen

Verwante woorden van "vingeren":


Wiktionary: vingeren


Cross Translation:
FromToVia
vingeren fühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.