Nederlands
Uitgebreide vertaling voor getier (Nederlands) in het Duits
getier:
-
het getier (gescheld)
Vertaal Matrix voor getier:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gebrüll | gescheld; getier | beroering; drukte; gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; heibel; heksenketel; lawaai; leven; loeien van de wind; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult |
Gegröle | gescheld; getier | gegil; geschreeuw |
Gejohle | gescheld; getier | gejoel; gejubel; hoon; hoongelach |
Gepolter | gescheld; getier | donderen; gebrul; gebulder; gekletter; geloei; geraas; gerammel; gestommel; loeien van de wind |
Geschimpfe | gescheld; getier | gebrom; gekanker; gekijf; gemopper; gescheld; schimpscheut |
Johlen | gescheld; getier | gejouw; hoon; hoongelach; joelen |
Schreien | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gekrijs; geroep; geschreeuw; gillen; kreten; lokroep; loktoon; roep; roepen; schreeuwen |
Zetergeschrei | gescheld; getier | gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw |