Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gesprek (Nederlands) in het Duits

gesprek:

gesprek [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gesprek (conversatie)
    Gespräch; die Unterhaltung; die Konversation; Geplauder; der Dialog; der Talk
  2. het gesprek (mondeling onderhoud)
    Gespräch; die Konversation; die Aussprache; die Unterredung
  3. het gesprek (samenspraak; onderhoud)
    die Unerhaltung; Gespräch
  4. het gesprek (discussie)
    Gespräch; die Diskussion; die Auseinandersetzung; Streitgespräch; die Aussprache; die Debatte
  5. het gesprek
    Gespräch
  6. het gesprek
    die Unterhaltung
  7. het gesprek
    die Unterhaltung; Unterhaltungen

Vertaal Matrix voor gesprek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Auseinandersetzung discussie; gesprek argumentatie; betoog; boedelscheiding; botsing; conflict; dispuut; geschil; gevecht; kamp; kwestie; meningsverschil; onenigheid; ruzie; standpuntbepaling; strijd; twist; verenigingsdispuut; woordenwisseling; worsteling
Aussprache discussie; gesprek; mondeling onderhoud aangifte; articulatie; bevestiging; bewering; debat; declaratie; discussie; het uitspreken; mededeling; opheldering; statement; toelichting; uiteenzetting; uitleg; uitlegging; uitspraak; verduidelijking; verklaring; vonnisvelling
Debatte discussie; gesprek debat; discussie; lezing; spreekbeurt
Dialog conversatie; gesprek dialoog; samenspraak; tweegesprek; tweespraak
Diskussion discussie; gesprek botsing; conflict; debat; discussie; dispuut; onenigheid; ruzie; twist; verenigingsdispuut
Geplauder conversatie; gesprek babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; klap; kout; praat; praatje; prietpraat; stof tot gepraat
Gespräch conversatie; discussie; gesprek; mondeling onderhoud; onderhoud; samenspraak lezing; praat; spreekbeurt
Konversation conversatie; gesprek; mondeling onderhoud dialoog; samenspraak; tweegesprek; tweespraak
Streitgespräch discussie; gesprek botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
Talk conversatie; gesprek talk
Unerhaltung gesprek; onderhoud; samenspraak
Unterhaltung conversatie; gesprek amusement; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier
Unterredung gesprek; mondeling onderhoud beraadslaging; bijeenkomst; conferentie; lezing; manifestatie; marchandering; onderhandeling; overleg; samenkomst; spreekbeurt; vergadering; zitting
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Unterhaltungen gesprek

Verwante woorden van "gesprek":

  • gesprekken, gesprekje, gesprekjes

Verwante definities voor "gesprek":

  1. het met elkaar praten1
    • wij voerden een goed gesprek1

Wiktionary: gesprek

gesprek
noun
  1. een mondelinge conversatie waarbij informatie uitgewisseld wordt
gesprek
noun
  1. mündliche Kommunikation zwischen zwei oder mehreren Menschen

Cross Translation:
FromToVia
gesprek Gespräch chat — conversation to stop an argument or settle situations
gesprek Konversation; Gespräch; Unterhaltung conversation — talking
gesprek Diskurs discourse — expression in (spoken or written) words
gesprek Diskurs; Gespräch discourse — verbal exchange or conversation
gesprek Gespräch talk — conversation

Verwante vertalingen van gesprek