Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- gescheld:
- schellen:
-
Wiktionary:
- gescheld → Beschimpfung
- schellen → anläuten, klingeln, anklingeln, hallen, klingen, läuten, schallen, tönen, gellen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gescheld (Nederlands) in het Duits
gescheld:
-
gescheld (getier)
-
gescheld (gekanker)
-
gescheld (scheldpartij; gefoeter)
die Schimpfkanonade
Vertaal Matrix voor gescheld:
Wiktionary: gescheld
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gescheld | → Beschimpfung | ↔ name-calling — abusive or insulting language |
gescheld vorm van schellen:
-
de schellen
-
schellen
Conjugations for schellen:
o.t.t.
- schel
- schelt
- schelt
- schellen
- schellen
- schellen
o.v.t.
- schelde
- schelde
- schelde
- schelden
- schelden
- schelden
v.t.t.
- heb gescheld
- hebt gescheld
- heeft gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
v.v.t.
- had gescheld
- had gescheld
- had gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
o.t.t.t.
- zal schellen
- zult schellen
- zal schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
o.v.t.t.
- zou schellen
- zou schellen
- zou schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
en verder
- ben gescheld
- bent gescheld
- is gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
diversen
- schel!
- schelt!
- gescheld
- schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Klingeln | schellen | aanbellen; bellen |
Schellen | schellen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schellen | schellen | bonzen; klingelen; klokluiden; luiden; rinkelen; tingelen; tinkelen |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Klingeln | belsignaal |