Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gereedheid:
  2. gereed:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gereedheid (Nederlands) in het Duits

gereedheid:

gereedheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gereedheid (paraatheid)
    die Bereitschaft; die Bereitwilligkeit

Vertaal Matrix voor gereedheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bereitschaft gereedheid; paraatheid bereidheid; bereidwilligheid; gewilligheid
Bereitwilligkeit gereedheid; paraatheid bereidheid; bereidwilligheid; gewilligheid

Verwante woorden van "gereedheid":


gereedheid vorm van gereed:

gereed bijvoeglijk naamwoord

  1. gereed (doorgekookt; gedaan; gaar)
    bereit; fertig; gar
    • bereit bijvoeglijk naamwoord
    • fertig bijvoeglijk naamwoord
    • gar bijvoeglijk naamwoord
  2. gereed (af; voltooid; over; )
    aus; fertig; beendet; klar; erledigt; geschafft; vollendet; einsatzbereit; parat; bereit
  3. gereed (volbracht; gedaan; klaar; beëindigd; af)
    vollendet; fertig; beendet
  4. gereed (voltooid; klaar; beëindigd; )
    vollendet; beendet; fertig; aus
  5. gereed (paraat; klaar)
    fertig; einsatzbereit; klar; bereit; parat

Vertaal Matrix voor gereed:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aus af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij eruit
beendet af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
bereit af; afgedaan; afgelopen; doorgekookt; gaar; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij bereid; bereidvaardig; genegen; gewillig
einsatzbereit af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; gewillig; operationeel
erledigt af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgehandeld
fertig af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; volbracht; voltooid; voorbij afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; gekookt; hondsmoe; op; uitgeteld
gar doorgekookt; gaar; gedaan; gereed gekookt
geschafft af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
klar af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij aanschouwelijk; begrijpelijk; bereidvaardig; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; eenduidig; flagrant; gekookt; gewillig; helder; herkenbaar; klaar; klare; lichtgevend; lumineus; onbewolkt; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; op heterdaad; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; verhelderend; verstaanbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
parat af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; gewillig
vollendet af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij voleindigd

Verwante woorden van "gereed":


Wiktionary: gereed

gereed
adjective
  1. als predicaat: voor gebruik klaar gemaakt

Cross Translation:
FromToVia
gereed bereit ready — Prepared for immediate action or use
gereed bereit; fertig prêt — Qui est en état de faire, de dire, de recevoir, etc... (Sens général).