Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geprikkeld (Nederlands) in het Duits
geprikkeld:
-
geprikkeld (geërgerd; geïrriteerd)
-
geprikkeld (ontstemd; gepikeerd; wrevelig; misnoegd)
erregt; mißvergnügt; sauer; aufgeregt; verärgert; ärgerlich; aufgebracht; unzufrieden; verstimmt; erhitzt; säuerlich; unwillig; verdrießlich; kribbelig; mißmutig; agitiert-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
mißvergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
sauer bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
verärgert bijvoeglijk naamwoord
-
ärgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
unzufrieden bijvoeglijk naamwoord
-
verstimmt bijvoeglijk naamwoord
-
erhitzt bijvoeglijk naamwoord
-
säuerlich bijvoeglijk naamwoord
-
unwillig bijvoeglijk naamwoord
-
verdrießlich bijvoeglijk naamwoord
-
kribbelig bijvoeglijk naamwoord
-
mißmutig bijvoeglijk naamwoord
-
agitiert bijvoeglijk naamwoord
-
-
geprikkeld (geïrriteerd; prikkelbaar; aangebrand; pissig; geërgerd)
Vertaal Matrix voor geprikkeld:
Verwante woorden van "geprikkeld":
geprikkeld vorm van prikkelen:
-
prikkelen (aandrijven; opwekken; aansporen; stimuleren; opkrikken)
stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
prikkelen (iemand motiveren; stimuleren; aanmoedigen)
motivieren; anfeuern; ermutigen; stimulieren; ermuntern; anspornen; animieren; jemand motivieren-
jemand motivieren werkwoord
-
prikkelen (opwinden; opwekken; stimuleren)
erregen; aufwinden; anregen; prickeln; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; anspornen; knuddeln; kosen-
schmeicheln werkwoord (schmeichele, schmeichelst, schmeichelt, schmeichelte, schmeicheltet, geschmeichet)
Conjugations for prikkelen:
o.t.t.
- prikkel
- prikkelt
- prikkelt
- prikkelen
- prikkelen
- prikkelen
o.v.t.
- prikkelde
- prikkelde
- prikkelde
- prikkelden
- prikkelden
- prikkelden
v.t.t.
- ben geprikkeld
- bent geprikkeld
- is geprikkeld
- zijn geprikkeld
- zijn geprikkeld
- zijn geprikkeld
v.v.t.
- was geprikkeld
- was geprikkeld
- was geprikkeld
- waren geprikkeld
- waren geprikkeld
- waren geprikkeld
o.t.t.t.
- zal prikkelen
- zult prikkelen
- zal prikkelen
- zullen prikkelen
- zullen prikkelen
- zullen prikkelen
o.v.t.t.
- zou prikkelen
- zou prikkelen
- zou prikkelen
- zouden prikkelen
- zouden prikkelen
- zouden prikkelen
diversen
- prikkel!
- prikkelt!
- geprikkeld
- prikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor prikkelen:
Verwante woorden van "prikkelen":
Wiktionary: prikkelen
Cross Translation: