Nederlands

Uitgebreide vertaling voor genereren (Nederlands) in het Duits

genereren:

genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)

  1. genereren (telen; kweken; fokken; )
    erzeugen; kultivieren; anbauen; züchten; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; zeugen; umwandeln; heranbilden
    • erzeugen werkwoord (erzeuge, erzeugst, erzeugt, erzeugte, erzeugtet, erzeugt)
    • kultivieren werkwoord (kultiviere, kultivierst, kultiviert, kultivierte, kultiviertet, kultiviert)
    • anbauen werkwoord (baue ab, baust ab, baut ab, baute ab, bautet ab, abgebaut)
    • züchten werkwoord (züchte, züchtest, züchtet, züchtete, züchtetet, gezüchtet)
    • fortpflanzen werkwoord (pflanze fort, pflanzt fort, pflanzte fort, pflanztet fort, fortgepflanzt)
    • aufziehen werkwoord (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)
    • umbauen werkwoord (baue um, baust um, baut um, baute um, bautet um, umgebaut)
    • treiben werkwoord (treibe, treibst, treibt, trieb, triebt, getrieben)
    • hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
    • anpflanzen werkwoord (pflanze an, pflanzt an, pflanzte an, pflanztet an, angepflanzt)
    • aufbauen werkwoord (baue auf, baust auf, baut auf, baute auf, bautet auf, aufgebaut)
    • umgestalten werkwoord (gestalte um, gestaltest um, gestaltet um, gestaltete um, gestaltetet um, umgestaltet)
    • ziehen werkwoord (ziehe, ziehst, zieht, zog, zogt, gezogen)
    • hegen werkwoord (hege, hegst, hegt, hegte, hegtet, gehegt)
    • heranziehen werkwoord (ziehe heran, ziehst heran, zieht heran, zog heran, zogt heran, herangezogen)
    • zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)
    • umwandeln werkwoord (wandele um, wandelst um, wandelt um, wandelte um, wandeltet um, umgewandelt)
    • heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)

Conjugations for genereren:

o.t.t.
  1. genereer
  2. genereert
  3. genereert
  4. genereren
  5. genereren
  6. genereren
o.v.t.
  1. genereerde
  2. genereerde
  3. genereerde
  4. genereerden
  5. genereerden
  6. genereerden
v.t.t.
  1. heb gegenereerd
  2. hebt gegenereerd
  3. heeft gegenereerd
  4. hebben gegenereerd
  5. hebben gegenereerd
  6. hebben gegenereerd
v.v.t.
  1. had gegenereerd
  2. had gegenereerd
  3. had gegenereerd
  4. hadden gegenereerd
  5. hadden gegenereerd
  6. hadden gegenereerd
o.t.t.t.
  1. zal genereren
  2. zult genereren
  3. zal genereren
  4. zullen genereren
  5. zullen genereren
  6. zullen genereren
o.v.t.t.
  1. zou genereren
  2. zou genereren
  3. zou genereren
  4. zouden genereren
  5. zouden genereren
  6. zouden genereren
en verder
  1. is gegenereerd
  2. zijn gegenereerd
diversen
  1. genereer!
  2. genereert!
  3. gegenereerd
  4. genererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor genereren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anbauen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
anpflanzen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aardappelen poten; poten
aufbauen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; muziek componeren; opbouwen; regelen
aufziehen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen bouwen; construeren; een snuif nemen; foppen; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de maling nemen; insnuiven; krammen; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opentrekken; opheffen; opsnuiven; opspannen; opstijgen; opvliegen; snuiven; spannen; te pakken nemen; voor de gek houden
erzeugen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; totstandbrengen; vervaardigen; verwekken; voortbrengen
fortpflanzen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fokken; kweken; opfokken; vermenigvuldigen; voortplanten
hegen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen beschermen; bescherming bieden; beschutten
heranbilden aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen bekwamen; coachen; harden; kneden; maken; modelleren; oefenen; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; trainen; vervaardigen; vormen
heranziehen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aanslepen; consulteren; lenen; ontlenen; raadplegen
hervorbringen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fokken; gebukt gaan onder; in het leven roepen; kweken; laten zien; maken; ontwerpen; openbaren; opfokken; scheppen; te voorschijn halen; tevoorschijn brengen; torsen; voor de dag halen; zich uiten
kultivieren aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen ontginnen; voor landbouw klaar maken
treiben aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; functioneren; gaan staan; handelen; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opstaan; per ongeluk doen; plegen; rijzen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verrichten
umbauen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen ombouwen; verbouwen; vertimmeren
umgestalten aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen herscheppen; herstructureren; regenereren; saneren; wijzigen
umwandeln aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen iets omdraaien; inwisselen; omkeren; omruilen; omwisselen; ruilen; transformeren; verruilen; verwisselen; wisselen
zeugen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
ziehen aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen een snuif nemen; fokken; hieuwen; hieven; iets ophalen; insnuiven; kweken; lenen; met een spil omhoogwerken; ontlenen; opfokken; opsnuiven; rukken; slepen; sleuren; snuiven; tochten; trekken
züchten aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fokken; kweken; opfokken

Computer vertaling door derden: