Gelukkig in het Duits vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

gelukkig:
- glücklich; erfolgreich; glücklich verlaufend; günstig; gesund; geniessen von Glück; zufrieden; glückhaft
Wiktionary:
- gelukkig → glücklich
- gelukkig → erfreulicherweise
- gelukkig → glücklicherweise, zum Glück, glücklich, mit Glück, auf glückliche Weise

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gelukkig (Nederlands) in het Duits

gelukkig (voorspoedig)
glücklich
- glücklich bijvoeglijk naamwoord
gelukkig (voorspoedig verlopend; voorspoedig)
glücklich; erfolgreich; glücklich verlaufend; günstig; gesund
- glücklich bijvoeglijk naamwoord
- erfolgreich bijvoeglijk naamwoord
- glücklich verlaufend bijvoeglijk naamwoord
- günstig bijvoeglijk naamwoord
- gesund bijvoeglijk naamwoord
gelukkig (geluk genietend; dolgelukkig)
geniessen von Glück
- geniessen von Glück bijvoeglijk naamwoord
gelukkig (tevreden; voldaan; vergenoegd)
zufrieden; glücklich
- zufrieden bijvoeglijk naamwoord
- glücklich bijvoeglijk naamwoord
gelukkig (fortuinlijk)
glücklich; glückhaft
- glücklich bijvoeglijk naamwoord
- glückhaft bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
erfolgreich	gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend	geslaagd; succesvol
geniessen von Glück	dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig
gesund	gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend	blakend; blakend van gezondheid; fit; genezen; getraind; gezond; heelhuids; hersteld; ongedeerd; ongekwetst; ongeschonden; springlevend; valide; zonder ziekte
glückhaft	fortuinlijk; gelukkig
glücklich	fortuinlijk; gelukkig; tevreden; vergenoegd; voldaan; voorspoedig; voorspoedig verlopend	bevredigd; genoeg; goed geluimd; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; welgestemd
glücklich verlaufend	gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend
günstig	gelukkig; voorspoedig; voorspoedig verlopend	bevorderlijk; dienstig; gunstig; positief; tot nut
zufrieden	gelukkig; tevreden; vergenoegd; voldaan	bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan

gelukkig

adjective

gelukkig

adjective

(Zufalls-)Glück oder Erfolg habend
- glücklich → fortuinlijk; voorspoedig; gelukkig
von großer Freude, Zufriedenheit, vom (Wohlfühl-)Glück erfüllt sein
- glücklich → gelukkig

adverb

Cross Translation:

From	To	Via
• gelukkig	→ glücklicherweise; zum Glück	↔ fortunately — in a fortunate manner
• gelukkig	→ glücklich	↔ happy — enjoying peace, comfort, etc.; contented, joyous
• gelukkig	→ glücklich	↔ happy — fortunate
• gelukkig	→ glücklich; mit Glück; auf glückliche Weise	↔ luckily — in a lucky manner
• gelukkig	→ glücklich	↔ lucky — of people, having good fortune
• gelukkig	→ glücklich	↔ lucky — being good by chance
• gelukkig	→ glücklich	↔ heureusement — D’une manière heureuse
• gelukkig	→ glücklich	↔ heureux — À trier