Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gelijk geven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gelijk geven (Nederlands) in het Duits

gelijk geven:

gelijk geven werkwoord (geef gelijk, geeft gelijk, gaf gelijk, gaven gelijk, gelijk gegeven)

  1. gelijk geven (steunen; bijvallen)
    recht geben; beifallen; beipflichten
    • recht geben werkwoord
    • beifallen werkwoord (falle bei, fällst bei, fällt bei, fiel bei, fielt bei, beigefallen)
    • beipflichten werkwoord (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)

Conjugations for gelijk geven:

o.t.t.
  1. geef gelijk
  2. geeft gelijk
  3. geeft gelijk
  4. geven gelijk
  5. geven gelijk
  6. geven gelijk
o.v.t.
  1. gaf gelijk
  2. gaf gelijk
  3. gaf gelijk
  4. gaven gelijk
  5. gaven gelijk
  6. gaven gelijk
v.t.t.
  1. heb gelijk gegeven
  2. hebt gelijk gegeven
  3. heeft gelijk gegeven
  4. hebben gelijk gegeven
  5. hebben gelijk gegeven
  6. hebben gelijk gegeven
v.v.t.
  1. had gelijk gegeven
  2. had gelijk gegeven
  3. had gelijk gegeven
  4. hadden gelijk gegeven
  5. hadden gelijk gegeven
  6. hadden gelijk gegeven
o.t.t.t.
  1. zal gelijk geven
  2. zult gelijk geven
  3. zal gelijk geven
  4. zullen gelijk geven
  5. zullen gelijk geven
  6. zullen gelijk geven
o.v.t.t.
  1. zou gelijk geven
  2. zou gelijk geven
  3. zou gelijk geven
  4. zouden gelijk geven
  5. zouden gelijk geven
  6. zouden gelijk geven
diversen
  1. geef gelijk!
  2. geeft gelijk!
  3. gelijk gegeven
  4. gelijk gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gelijk geven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beifallen bijvallen; gelijk geven; steunen
beipflichten bijvallen; gelijk geven; steunen akkoord gaan; beamen; bevestigen; instemmen; laten; onderschrijven; permitteren; staven; toelaten
recht geben bijvallen; gelijk geven; steunen

Verwante vertalingen van gelijk geven