Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geliefd (Nederlands) in het Duits
geliefd:
-
geliefd (lief; dierbaar; toegenegen; bemind)
geliebt; populär; beliebt; gerngesehen-
geliebt bijvoeglijk naamwoord
-
populär bijvoeglijk naamwoord
-
beliebt bijvoeglijk naamwoord
-
gerngesehen bijvoeglijk naamwoord
-
-
geliefd
Vertaal Matrix voor geliefd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beliebt | bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen | begeerd; begerenswaardig; favoriet; getapt; gevierd; gevraagd; gewaardeerd; gewild; gezocht; het meest gewild; populair; veelgevraagd |
geliebt | bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen | begeerd; beminde; favoriet; geliefkoosd; gestreeld uit liefde; gewild; gezocht; het meest gewild; veelgevraagd |
gerngesehen | bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen | begeerd; gevierd; gevraagd; gewild; gezocht; populair; veelgevraagd |
populär | bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen | befaamd; begeerd; begerenswaardig; beroemd; gevierd; gevraagd; gewild; geziene; gezocht; in de mode; populair; veelgevraagd; welkome |
Verwante woorden van "geliefd":
gelieven:
Conjugations for gelieven:
o.t.t.
- gelief
- gelieft
- gelieft
- gelieven
- gelieven
- gelieven
o.v.t.
- geliefde
- geliefde
- geliefde
- geliefden
- geliefden
- geliefden
v.t.t.
- heb geliefd
- hebt geliefd
- heeft geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
v.v.t.
- had geliefd
- had geliefd
- had geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
o.t.t.t.
- zal gelieven
- zult gelieven
- zal gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
o.v.t.t.
- zou gelieven
- zou gelieven
- zou gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
en verder
- ben geliefd
- bent geliefd
- is geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
diversen
- gelief!
- gelieft!
- gelieve
- geliefd
- gelievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor gelieven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gefallen | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aangenaam aandoen; aanstaan; believen; bevallen; blij maken; conveniëren; deugen; geschikt zijn; goeddoen; goeddunken; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; in werking zijn; passen; passend zijn; plezieren; prettig vinden; uitkomen; verblijden; verheugd; verrukken |