Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- gekronkeld:
- kronkelen:
-
Wiktionary:
- kronkelen → schlängeln, mäandern
- kronkelen → winden, krümmen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gekronkeld (Nederlands) in het Duits
gekronkeld:
-
gekronkeld (slingerend; geslingerd)
Vertaal Matrix voor gekronkeld:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faltig | gekronkeld; geslingerd; slingerend | |
gedreht | gekronkeld; geslingerd; slingerend | gedraaid |
gewunden | gekronkeld; geslingerd; slingerend | bochtig; gebogen; gedraaid; kronkelend; kronkelig; slingerend; voorovergebogen |
gekronkeld vorm van kronkelen:
-
kronkelen (herhaald krommen; twisten)
wiederholt krümmen-
wiederholt krümmen werkwoord
-
Conjugations for kronkelen:
o.t.t.
- kronkel
- kronkelt
- kronkelt
- kronkelen
- kronkelen
- kronkelen
o.v.t.
- kronkelde
- kronkelde
- kronkelde
- kronkelden
- kronkelden
- kronkelden
v.t.t.
- heb gekronkeld
- hebt gekronkeld
- heeft gekronkeld
- hebben gekronkeld
- hebben gekronkeld
- hebben gekronkeld
v.v.t.
- had gekronkeld
- had gekronkeld
- had gekronkeld
- hadden gekronkeld
- hadden gekronkeld
- hadden gekronkeld
o.t.t.t.
- zal kronkelen
- zult kronkelen
- zal kronkelen
- zullen kronkelen
- zullen kronkelen
- zullen kronkelen
o.v.t.t.
- zou kronkelen
- zou kronkelen
- zou kronkelen
- zouden kronkelen
- zouden kronkelen
- zouden kronkelen
en verder
- is gekronkeld
- zijn gekronkeld
diversen
- kronkel!
- kronkelt!
- gekronkeld
- kronkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kronkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wiederholt krümmen | herhaald krommen; kronkelen; twisten |