Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gehaat:
  2. haten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gehaat (Nederlands) in het Duits

gehaat:

gehaat bijvoeglijk naamwoord

  1. gehaat
    unbeliebt; gehaßt

Vertaal Matrix voor gehaat:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehaßt gehaat
unbeliebt gehaat impopulair; onbemind

gehaat vorm van haten:

haten werkwoord (haat, haatte, haatten, gehaat)

  1. haten
    hassen
    • hassen werkwoord (hasse, haßt, haßte, haßtet, gehaßt)

Conjugations for haten:

o.t.t.
  1. haat
  2. haat
  3. haat
  4. haten
  5. haten
  6. haten
o.v.t.
  1. haatte
  2. haatte
  3. haatte
  4. haatten
  5. haatten
  6. haatten
v.t.t.
  1. heb gehaat
  2. hebt gehaat
  3. heeft gehaat
  4. hebben gehaat
  5. hebben gehaat
  6. hebben gehaat
v.v.t.
  1. had gehaat
  2. had gehaat
  3. had gehaat
  4. hadden gehaat
  5. hadden gehaat
  6. hadden gehaat
o.t.t.t.
  1. zal haten
  2. zult haten
  3. zal haten
  4. zullen haten
  5. zullen haten
  6. zullen haten
o.v.t.t.
  1. zou haten
  2. zou haten
  3. zou haten
  4. zouden haten
  5. zouden haten
  6. zouden haten
en verder
  1. ben gehaat
  2. bent gehaat
  3. is gehaat
  4. zijn gehaat
  5. zijn gehaat
  6. zijn gehaat
diversen
  1. haat!
  2. haat!
  3. gehaat
  4. hatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor haten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hassen haten verafschuwen; verfoeien

Verwante woorden van "haten":


Wiktionary: haten

haten
verb
  1. kwade gevoelens jegens iemand koesteren

Cross Translation:
FromToVia
haten hassen hate — to hate
haten hassen haïrdétester, sentir de l’aversion envers, abhorrer, exécrer.