Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anblicken
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen
|
anschauen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; staren; toezien; turen; zien
|
ansehen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; staren; toekijken; toezien; turen; zien
|
begucken
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
bekijken; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toekijken; toezien
|
bemerken
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
aanmerken; babbelen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; merken; notitie nemen van; onderscheiden; ontwaren; opmerken; praten; signaleren; snateren; spreken; te zien krijgen; voelen; waarnemen; wauwelen; zien; zwammen
|
beobachten
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; signaleren; toeschouwen; voelen; waarnemen; zien
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; merken; ontwaren; opletten; speurend kijken; toekijken; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
|
besehen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
blikken; blikken werpen
|
betrachten
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; afwegen; bekijken; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; inspecteren; kijken; onderscheiden; ontwaren; op het oog hebben; opmerken; overdenken; overwegen; overzien; schouwen; staren; toeschouwen; turen; van plan zijn; zien
|
beäugen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
blikken; blikken werpen
|
entdecken
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
bemerken; bespeuren; bloot leggen; gewaarworden; merken; ontdekken; ontwaren; opsporen; reveleren; vinden; voelen; waarnemen; zien
|
feststellen
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
beleven; bemerken; bepalen; bespeuren; betogen; checken; constateren; demonstreren; determineren; ervaren; gewaarworden; merken; nagaan; natrekken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; signaleren; te zien krijgen; vaststellen; verifiëren; voelen; waarnemen; zien
|
gaffen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aangapen; aanstaren
|
gucken
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; kijken; koekeloeren; naar boven kijken; naar boven zien; onderscheiden; ontwaren; op het oog hebben; opkijken; opmerken; opzien; staren; turen; verrast opkijken; zien
|
observieren
|
bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; waarnemen; zien
|
in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien
|
sehen
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bemerken; bespeuren; bezichtigen; bezien; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; toekijken; turen; voelen; waarnemen; zien
|
wahrnehmen
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanvoelen; aanzien; bekijken; beleven; bemerken; bespeuren; ervaren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
|
zusehen
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen
|
in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toekijken; toezien
|