Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. fonkeling:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fonkeling (Nederlands) in het Duits

fonkeling:

fonkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de fonkeling (glinstering; gefonkel)
    Funkeln; Flimmern; Blitzen; Schimmern
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Flimmern [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Blitzen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmern [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de fonkeling (sprankelen; fonkelen; glitter; schittering)
    Funkeln; Glänzen
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Glänzen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fonkeling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Blitzen fonkeling; gefonkel; glinstering
Flimmern fonkeling; gefonkel; glinstering deemstering; flakker; flakkering; flikkeren; flikkering; geflikker; geglinster; glans; glinstering; halfdonker; luister; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schitteren; schittering; vonk
Funkeln fonkelen; fonkeling; gefonkel; glinstering; glitter; schittering; sprankelen flakkering; flikkeren; flikkering; flonkering; geflikker; getintel; glans; luister; schijn; schitteren; schittering; tinteling
Glänzen fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen blinken; flakkering; flikkering; geflikker; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; licht verspreiden; luister; schijn; schijnen; schitteren; schittering
Schimmern fonkeling; gefonkel; glinstering glans; luister; schitteren; wazen; zwemen

Verwante woorden van "fonkeling":

  • fonkelingen