Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. focussen:
  2. focus:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor focussen (Nederlands) in het Duits

focussen:

focussen werkwoord

  1. focussen (scherp stellen; scherp zetten)

Vertaal Matrix voor focussen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scharf stellen focussen; scherp stellen; scherp zetten

Verwante woorden van "focussen":


focus:

focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de focus (brandpunt)
    der Fokus; der Brennpunkt
    • Fokus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Brennpunkt [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de focus
    der Fokus
    • Fokus [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor focus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brennpunkt brandpunt; focus
Fokus brandpunt; focus

Verwante woorden van "focus":


Wiktionary: focus

focus
noun
  1. Optik: Punkt, in dem sich achsenparallel einfallende Strahlen nach der Brechung durch eine Linse bzw. Reflexion durch einen Hohlspiegel schneiden

Cross Translation:
FromToVia
focus Fokus; Brennpunkt focus — in optics
focus Brennpunkt focus — in mathematics
focus Konzentration focus — concentration of attention