Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. flitsend:
  2. flitsen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flitsend (Nederlands) in het Duits

flitsend:

flitsend bijvoeglijk naamwoord

  1. flitsend (vlot)
    spritzig; flott; schick; fesch
  2. flitsend (hip; trendy; snel; vlot)
    mödisch; flott; schick; fesch
  3. flitsend (trendy; modieus; hip; snel; vlot)
    modisch; im Trend; schick

Vertaal Matrix voor flitsend:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
modisch modieus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fesch flitsend; hip; snel; trendy; vlot attractief; fraai; geestig; geinig; goed ogend; grappig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; welgevallig
flott flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; ad rem; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; fraai; gevat; goed ogend; kien; knap; mooi; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; wakker; welgevallig
im Trend flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
modisch flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
mödisch flitsend; hip; snel; trendy; vlot
schick flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; adelijk; attractief; bekoorlijk; beroemd; chic; doorluchtig; elegant; esthetisch; fraai; gaaf; gedistingeerd; gekleed; geraffineerd; gewichtig; goed ogend; gracieus; hooggeplaatst; illuster; knap; mieters; mooi; schitterend; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tof; uitnodigend; verfijnd; verheven; verleidelijk; voornaam; welgevallig
spritzig flitsend; vlot spatterig

flitsend vorm van flitsen:

flitsen werkwoord (flits, flitst, flitste, flitsten, geflits)

  1. flitsen (oplichten; lichten)
    blitzen; aufleuchten
    • blitzen werkwoord (blitze, blitzt, blitzte, blitztet, geblitzt)
    • aufleuchten werkwoord (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)

Conjugations for flitsen:

o.t.t.
  1. flits
  2. flitst
  3. flitst
  4. flitsen
  5. flitsen
  6. flitsen
o.v.t.
  1. flitste
  2. flitste
  3. flitste
  4. flitsten
  5. flitsten
  6. flitsten
v.t.t.
  1. heb geflits
  2. hebt geflits
  3. heeft geflits
  4. hebben geflits
  5. hebben geflits
  6. hebben geflits
v.v.t.
  1. had geflits
  2. had geflits
  3. had geflits
  4. hadden geflits
  5. hadden geflits
  6. hadden geflits
o.t.t.t.
  1. zal flitsen
  2. zult flitsen
  3. zal flitsen
  4. zullen flitsen
  5. zullen flitsen
  6. zullen flitsen
o.v.t.t.
  1. zou flitsen
  2. zou flitsen
  3. zou flitsen
  4. zouden flitsen
  5. zouden flitsen
  6. zouden flitsen
en verder
  1. is geflits
  2. zijn geflits
diversen
  1. flits!
  2. flitst!
  3. geflits
  4. flitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor flitsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufleuchten flitsen; lichten; oplichten bliksemen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; weerlichten
blitzen flitsen; lichten; oplichten bliksemen; donderen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; onweren; schitteren; weerlichten

Verwante woorden van "flitsen":