Nederlands
Uitgebreide vertaling voor flitsen (Nederlands) in het Duits
flitsen:
-
flitsen (oplichten; lichten)
blitzen; aufleuchten-
aufleuchten werkwoord (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)
Conjugations for flitsen:
o.t.t.
- flits
- flitst
- flitst
- flitsen
- flitsen
- flitsen
o.v.t.
- flitste
- flitste
- flitste
- flitsten
- flitsten
- flitsten
v.t.t.
- heb geflits
- hebt geflits
- heeft geflits
- hebben geflits
- hebben geflits
- hebben geflits
v.v.t.
- had geflits
- had geflits
- had geflits
- hadden geflits
- hadden geflits
- hadden geflits
o.t.t.t.
- zal flitsen
- zult flitsen
- zal flitsen
- zullen flitsen
- zullen flitsen
- zullen flitsen
o.v.t.t.
- zou flitsen
- zou flitsen
- zou flitsen
- zouden flitsen
- zouden flitsen
- zouden flitsen
en verder
- is geflits
- zijn geflits
diversen
- flits!
- flitst!
- geflits
- flitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor flitsen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufleuchten | flitsen; lichten; oplichten | bliksemen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; weerlichten |
blitzen | flitsen; lichten; oplichten | bliksemen; donderen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; onweren; schitteren; weerlichten |
Verwante woorden van "flitsen":
flits:
-
de flits (bliksemschicht; bliksemslag; bliksem; bliksemflits)
-
de flits (flitslicht)
-
de flits (snel beeld)