Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flapuit (Nederlands) in het Duits

flapuit:

flapuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de flapuit
    die Quasseltante; die Quasselstrippe; die Klatschbase

flapuit bijvoeglijk naamwoord

  1. flapuit (kletserig; praatziek; spraakzaam; )
    geschwätzig; schwatzhaft; indiskret

Vertaal Matrix voor flapuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Klatschbase flapuit babbelaar; babbelaarster; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kletstante; kwebbel; leuteraar; leuteraarster; leuterkous; zwammer; zwetser
Quasselstrippe flapuit babbelaarster; hannes; keutelaar; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
Quasseltante flapuit babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschwätzig babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam kletslustig
indiskret babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam indiscreet; onbehoorlijk; onbeleefd; onbescheiden; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onkies; onpassend; onvertogen; onwelgevoegelijk; verkeerd
schwatzhaft babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam kletslustig

Verwante woorden van "flapuit":

  • flapuiten, flapuits

Computer vertaling door derden: