Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- fijnheid:
-
fijn:
- schön; toll; spaßig; angenehm; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich; subtil; dünn; zart; zärtlich; empfindlich; delikat; liebend; empfindsam; heikel; sanft; sanftmütig; schwächlich; hilflos; schlank; schmächtig; leichtgebaut; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut
-
Wiktionary:
- fijn → fein
- fijn → nett, lieb, sympathisch, freundlich, super, schön, toll, wunderbar, geil, angenehm, delikat, fein, gelinde, zart, köstlich, lecker, wohlschmeckend, zartfühlend, feinfühlend, feinfühlig, empfindlich, taktvoll, behutsam, heikel, kitzlig, wählerisch, subtil, grell, herb, scharf, beißend, heftig, hart, rau, streng, spitzfindig, geistreich, sinnreich, witzig, orthodox, rechtgläubig, strenggläubig, schmackhaft, Saft-, saftig
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fijnheid (Nederlands) in het Duits
fijnheid:
-
de fijnheid
Vertaal Matrix voor fijnheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Dünne | fijnheid | dun zijn; dunheid; ijlheid; magerheid; magerte |
Feinheit | fijnheid | elegance; finesse; raffinement; verfijndheid |
Verwante woorden van "fijnheid":
fijn:
-
fijn (prettig; leuk; aangenaam; plezierig; behaaglijk; plezant)
schön; toll; spaßig; angenehm; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
toll bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
gemütlich bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
geschmackvoll bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
behaglich bijvoeglijk naamwoord
-
herrlich bijvoeglijk naamwoord
-
fabelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
vergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
entzückend bijvoeglijk naamwoord
-
wohltuend bijvoeglijk naamwoord
-
ergötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
fijn (slank en smal)
schön; fein; angenehm; herrlich; erfreulich-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
herrlich bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
-
fijn (aangenaam; prettig; lekker)
-
fijn (subtiel)
-
fijn (teer; delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; tenger; fijngevoelig; broos; fragiel; iel; zwak; breekbaar)
zärtlich; empfindlich; fein; delikat; liebend; empfindsam; heikel; sanft; sanftmütig; schwächlich; zart; hilflos-
zärtlich bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
delikat bijvoeglijk naamwoord
-
liebend bijvoeglijk naamwoord
-
empfindsam bijvoeglijk naamwoord
-
heikel bijvoeglijk naamwoord
-
sanft bijvoeglijk naamwoord
-
sanftmütig bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
hilflos bijvoeglijk naamwoord
-
-
fijn (fijngebouwd; slank; dun; tenger; rank)
schlank; dünn; schmächtig; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut-
schlank bijvoeglijk naamwoord
-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
leichtgebaut bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
rank bijvoeglijk naamwoord
-
grazil bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich gebaut bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fijn:
Verwante woorden van "fijn":
Synoniemen voor "fijn":
Antoniemen van "fijn":
Verwante definities voor "fijn":
Wiktionary: fijn
fijn
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fijn | → nett; lieb; sympathisch; freundlich | ↔ nice — pleasant |
• fijn | → super; schön; toll; wunderbar; geil | ↔ nice — showing or requiring great precision or sensitive discernment |
• fijn | → angenehm | ↔ pleasant — giving pleasure; pleasing in manner |
• fijn | → delikat; fein; gelinde; zart; köstlich; lecker; wohlschmeckend; zartfühlend; feinfühlend; feinfühlig; empfindlich; taktvoll; behutsam; heikel; kitzlig; wählerisch; subtil | ↔ délicat — Qui est d’une très grande finesse, très délié. |
• fijn | → grell; herb; scharf; beißend; heftig; hart; rau; streng; spitzfindig; subtil; geistreich; sinnreich; witzig | ↔ fin — délié, menu, mince ou étroit. |
• fijn | → orthodox; rechtgläubig; strenggläubig | ↔ orthodoxe — (religion) Qui est conforme à la droite et saine opinion en matière de religion. |
• fijn | → delikat; wohlschmeckend; schmackhaft | ↔ savoureux — Qui a une bonne saveur, une saveur agréable. |
• fijn | → Saft-; saftig; delikat; wohlschmeckend; schmackhaft | ↔ succulent — Savoureux |