Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. fatje:
  2. fat:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fatje (Nederlands) in het Duits

fatje:

fatje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het fatje (heertje)
    der Geck; der Kerl; der Stutzer
    • Geck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stutzer [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fatje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geck fatje; heertje achterlijke; debiel; dommerik; dwaas; flapdrol; gek; hofnar; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; mallerd; malloot; nar; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; simpele ziel; waanzinnige; zot; zottin
Kerl fatje; heertje butler; gast; goser; gozer; herenknecht; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; knullen; man; manspersoon; vent
Stutzer fatje; heertje boomknoesten; dandies; fatten; hofnar; iem. die snoeit; knoesten; kwasten; kwibussen; nar; snoeier

Verwante woorden van "fatje":


fatje vorm van fat:

fat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de fat (dandy; pedant; kwast)
    der Dandy
    • Dandy [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dandy dandy; fat; kwast; pedant

Verwante woorden van "fat":