Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor falsificeren (Nederlands) in het Duits

falsificeren:

falsificeren werkwoord (falsificeer, falsificeert, falsificeerde, falsificeerden, gefalsificeerd)

  1. falsificeren (vervalsen; namaken; kopiëren; nabootsen)
    verfälschen; nachmachen; fälschen; imitieren; nachbilden; vervielfältigen
    • verfälschen werkwoord (verfälsche, verfälschst, verfälscht, verfälschte, verfälschtet, verfälscht)
    • nachmachen werkwoord (mache nach, machst nach, macht nach, machte nach, machtet nach, nachgemacht)
    • fälschen werkwoord (fälsche, fälschst, fälscht, fälschte, fälschtet, gefälscht)
    • imitieren werkwoord (imitiere, imitierst, imitiert, imitierte, imitiertet, imitiert)
    • nachbilden werkwoord (bilde nach, bildst nach, bildt nach, bildte nach, bildtet nach, nachgebildet)
    • vervielfältigen werkwoord (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)

Conjugations for falsificeren:

o.t.t.
  1. falsificeer
  2. falsificeert
  3. falsificeert
  4. falsificeren
  5. falsificeren
  6. falsificeren
o.v.t.
  1. falsificeerde
  2. falsificeerde
  3. falsificeerde
  4. falsificeerden
  5. falsificeerden
  6. falsificeerden
v.t.t.
  1. heb gefalsificeerd
  2. hebt gefalsificeerd
  3. heeft gefalsificeerd
  4. hebben gefalsificeerd
  5. hebben gefalsificeerd
  6. hebben gefalsificeerd
v.v.t.
  1. had gefalsificeerd
  2. had gefalsificeerd
  3. had gefalsificeerd
  4. hadden gefalsificeerd
  5. hadden gefalsificeerd
  6. hadden gefalsificeerd
o.t.t.t.
  1. zal falsificeren
  2. zult falsificeren
  3. zal falsificeren
  4. zullen falsificeren
  5. zullen falsificeren
  6. zullen falsificeren
o.v.t.t.
  1. zou falsificeren
  2. zou falsificeren
  3. zou falsificeren
  4. zouden falsificeren
  5. zouden falsificeren
  6. zouden falsificeren
en verder
  1. is gefalsificeerd
  2. zijn gefalsificeerd
diversen
  1. falsificeer!
  2. falsificeert!
  3. gefalsificeerd
  4. falsificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor falsificeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fälschen falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen kopie maken; kopie trekken; kopiëren; reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen
imitieren falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen imiteren; kopie maken; kopiëren; nabootsen; nadoen; navolgen
nachbilden falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen dupliceren; fotokopiëren; imiteren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; multipliceren; nabootsen; nadoen; navolgen; reproduceren
nachmachen falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen imiteren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; nabootsen; nadoen; navolgen; naäpen
verfälschen falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen kopie trekken; kopiëren
vervielfältigen falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen dupliceren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; multipliceren; nabootsen; namaken; reproduceren; stencilen; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen