Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fêteren (Nederlands) in het Duits

fêteren:

fêteren werkwoord (fêteer, fêteert, fêteerde, fêteerden, gefêteerd)

  1. fêteren (feestelijk onthalen; fuiven)
    bewirten; feiern; ehren; spendieren; einen ausgeben; festlich bewirten
    • bewirten werkwoord (bewirte, bewirtest, bewirtet, bewirtete, bewirtetet, bewirtet)
    • feiern werkwoord (feiere, feierst, feiert, feierte, feiertet, gefeiert)
    • ehren werkwoord (ehre, ehrst, ehrt, ehrte, ehrtet, geehrt)
    • spendieren werkwoord (spendiere, spendierst, spendiert, spendierte, spendiertet, spendiert)
    • einen ausgeben werkwoord (gebe einen aus, gibst einen aus, gibt einen aus, gab einen aus, gabt einen aus, einen ausgegeben)
    • festlich bewirten werkwoord

Conjugations for fêteren:

o.t.t.
  1. fêteer
  2. fêteert
  3. fêteert
  4. fêteren
  5. fêteren
  6. fêteren
o.v.t.
  1. fêteerde
  2. fêteerde
  3. fêteerde
  4. fêteerden
  5. fêteerden
  6. fêteerden
v.t.t.
  1. heb gefêteerd
  2. hebt gefêteerd
  3. heeft gefêteerd
  4. hebben gefêteerd
  5. hebben gefêteerd
  6. hebben gefêteerd
v.v.t.
  1. had gefêteerd
  2. had gefêteerd
  3. had gefêteerd
  4. hadden gefêteerd
  5. hadden gefêteerd
  6. hadden gefêteerd
o.t.t.t.
  1. zal fêteren
  2. zult fêteren
  3. zal fêteren
  4. zullen fêteren
  5. zullen fêteren
  6. zullen fêteren
o.v.t.t.
  1. zou fêteren
  2. zou fêteren
  3. zou fêteren
  4. zouden fêteren
  5. zouden fêteren
  6. zouden fêteren
en verder
  1. ben gefêteerd
  2. bent gefêteerd
  3. is gefêteerd
  4. zijn gefêteerd
  5. zijn gefêteerd
  6. zijn gefêteerd
diversen
  1. fêteer!
  2. fêteert!
  3. gefêteerd
  4. fêterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fêteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewirten feestelijk onthalen; fuiven; fêteren binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten
ehren feestelijk onthalen; fuiven; fêteren achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer aandoen; eer bewijzen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; hulde bewijzen; huldigen; in ere houden; lofprijzen; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; waarderen
einen ausgeben feestelijk onthalen; fuiven; fêteren fuiven; trakteren
feiern feestelijk onthalen; fuiven; fêteren aan de dijk zetten; aanmoedigen; aanvuren; afdanken; afvloeien; bejubelen; bemoedigen; celebreren; congé geven; eruit gooien; feesten; feestvieren; laten vieren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; van zijn positie verdrijven; vieren
festlich bewirten feestelijk onthalen; fuiven; fêteren
spendieren feestelijk onthalen; fuiven; fêteren besteden; doorbrengen; slijten; spenderen; uitgeven

Computer vertaling door derden: