Nederlands
Uitgebreide vertaling voor existeren (Nederlands) in het Duits
existeren:
-
existeren (bestaan; zijn; leven)
leben; besteht; dasein; existieren; fortbestehen-
besteht werkwoord
-
fortbestehen werkwoord (bestehe fort, bestehst fort, besteht fort, bestand fort, bestandet fort, fortbestanden)
Conjugations for existeren:
o.t.t.
- existeer
- existeert
- existeert
- existeren
- existeren
- existeren
o.v.t.
- existeerde
- existeerde
- existeerde
- existeerden
- existeerden
- existeerden
v.t.t.
- heb geëxisteerd
- hebt geëxisteerd
- heeft geëxisteerd
- hebben geëxisteerd
- hebben geëxisteerd
- hebben geëxisteerd
v.v.t.
- had geëxisteerd
- had geëxisteerd
- had geëxisteerd
- hadden geëxisteerd
- hadden geëxisteerd
- hadden geëxisteerd
o.t.t.t.
- zal existeren
- zult existeren
- zal existeren
- zullen existeren
- zullen existeren
- zullen existeren
o.v.t.t.
- zou existeren
- zou existeren
- zou existeren
- zouden existeren
- zouden existeren
- zouden existeren
diversen
- existeer!
- existeert!
- geëxisteerd
- existerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor existeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besteht | bestaan; existeren; leven; zijn | |
dasein | bestaan; existeren; leven; zijn | aanwezig zijn; bereid zijn; er zijn; klaarstaan |
existieren | bestaan; existeren; leven; zijn | aanwezig zijn; er zijn |
fortbestehen | bestaan; existeren; leven; zijn | |
leben | bestaan; existeren; leven; zijn | accommoderen; gevestigd zijn; gezeten zijn; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; leven; logeren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; resideren; verblijven; wonen; zetelen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fortbestehen | verder leven |